201309736/2/R1.
Datum uitspraak: 26 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Haarlem,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bos en Vaartschool" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2014, waar [verzoeker] en anderen, in de personen van [gemachtigden], bijgestaan door mr. T. van der Windt, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H. van Lier, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Stichting Spaarnesant, vertegenwoordigd door [medewerker], werkzaam bij de stichting, en [directeur] van de Bos en Vaartschool, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de samenvoeging van twee locaties van de Bos en Vaartschool in Haarlem. Het plan voorziet hiertoe in een uitbreiding van het bestaande schoolgebouw van de Bos en Vaartschool aan het Florapark 14.
3. [verzoeker] en anderen beogen met hun verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. [verzoeker] en anderen stellen dat de samenvoeging van de twee locaties van de Bos en Vaartschool tot een unilocatie zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat.
4. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een omgevingsvergunning wordt voorbereid die voorziet in de renovatie van een gedeelte van het bestaande schoolgebouw en in de bouw van de voorziene uitbreiding. De raad heeft toegelicht dat het bestemmingsplan in werking dient te treden om de omgevingsvergunning voor de renovatie te kunnen verlenen. [verzoeker] en anderen hebben aangeven dat hun verzoek niet is gericht op deze renovatie, maar louter op de voorziene uitbreiding. De vertegenwoordigers van de Bos en Vaartschool hebben ter zitting toegelicht dat zij voornemens zijn om geen gebruik te gaan maken van de omgevingsvergunning voor de bouw van de uitbreiding zolang het plan niet in rechte onaantastbaar is. Voorts hebben zij toegelicht dat de renovatie los staat van de bouw van de voorziene uitbreiding. [verzoeker] en anderen betogen terecht dat indien het plan in werking treedt, de omgevingsvergunning voor de bouw van de uitbreiding niet wegens strijd met het bestemmingsplan kan worden geweigerd. Om dit te voorkomen en nu geen intentie bestaat om met de bouw van de uitbreiding te beginnen, ziet de voorzitter aanleiding voor het schorsen van het plan, voor zover dit voorziet in de uitbreiding van het bestaande schoolgebouw.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 5 september 2013 tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Bos en Vaartschool" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Haarlem tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 432,18 (zegge: vierhonderdtweeëndertig euro en achttien cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Haarlem aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2014
523.