201308202/1/A2.
Datum uitspraak: 2 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Lexmond, gemeente Zederik, waarvan [vennoot A] en [vennoot B] de vennoten zijn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, van 25 juli 2013 in zaak nr. 12/1125 in het geding tussen:
de vennootschap
en
de staatssecretaris van Economische Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2012 heeft de staatssecretaris de subsidie Integraal duurzame stallen en houderijsystemen voor de vennootschap vastgesteld op € 0,00 en de reeds betaalde voorschotten van € 18.362,00 van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 17 augustus 2012 heeft de staatssecretaris het door de vennootschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2013 heeft de rechtbank het door de vennootschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vennootschap hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2014, waar de vennootschap, vertegenwoordigd door [vennoot A], bijgestaan door B.M. Bassa, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. den Haan, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2:40, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies komen de volgende kosten in aanmerking voor de subsidie:
a. kosten voor de bouw, verwerving, inrichting of verbetering van onroerende zaken;
b. kosten voor de aanschaf van nieuwe machines en apparatuur, waarvan de aanvrager eerste gebruiker is;
c. kosten voor de aanschaf van plantmateriaal en de kosten van derden voor het planten van blijvende teelten, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening 1120/2009.
Ingevolge bijlage 2 bij de Regeling, hoofdstuk 4, onder c, komen in afwijking van artikel 2:40, eerste lid, in aanmerking voor subsidie de door de aanvrager in verband met de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren te maken extra kosten, en, voor zover van toepassing, de te maken extra kosten in verband met de verbetering van het milieu of diergezondheid voor investeringen met betrekking tot milieu of diergezondheid die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens wet is voorgeschreven - ten opzichte van kosten in gangbare investeringen in stallen of houderijsystemen - voor:
a. de bouw, inrichting of verbetering van integraal duurzame stallen en houderijsystemen, en
b. het noodzakelijke materieel voor de werking van de integraal duurzame stal of het integraal duurzame houderijsysteem, waaronder de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van de integraal duurzame stal of het integraal duurzame houderijsysteem volledig kan worden benut.
Ingevolge dat hoofdstuk, onder d, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een integraal duurzame stal of houderijsysteem vergezeld van:
a. facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de stal of het houderijsysteem volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen kostenonderdelen is aangegeven,
[…].
2. Bij besluit van 29 december 2009 heeft de staatssecretaris een subsidie verleend van € 22.953,00 op basis van € 65.580,00 aan subsidiabele kosten. Deze zijn vastgesteld op grond van de geraamde kosten van € 528.580,00 in het investeringsplan van de vennootschap en de vastgestelde normkosten van € 463.000,00. Bij de verlening heeft de staatssecretaris de volgende onderdelen niet in aanmerking genomen voor de subsidie:
- Melkstal/robot
- Juno vloerschuif
- Warmteterugwinning
- Voorkoeler.
De staatssecretaris heeft aan de vaststelling van de subsidie op nihil ten grondslag gelegd dat de totale investeringen in de stal lager zijn dan de normkosten. De staatssecretaris heeft daarbij een aantal facturen buiten beschouwing gelaten, omdat de kosten waarop die betrekking hebben niet subsidiabel zijn.
3. De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beoordeeld of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door haar bij brief van 18 april 2013 overgelegde facturen niet subsidiabel zijn. De staatssecretaris is eraan voorbij gegaan dat de vennootschap de aanvraag voor subsidieverlening met algemene offertes heeft gedaan, maar de werkzaamheden uiteindelijk heeft uitbesteed aan aparte bedrijven.
3.1. Met de bij brief van 18 april 2013 overgelegde facturen heeft de vennootschap niet aannemelijk gemaakt dat de staatssecretaris kosten, die zij heeft gemaakt conform de door de staatssecretaris bij de verlening goedgekeurde offertes, niet heeft betrokken bij de vaststelling. Dat een aantal facturen betrekking zou hebben op kosten die wel zijn vermeld in de zogenoemde KWIN-normen maakt dat niet anders.
Voor zover de vennootschap beoogt te betogen dat de staatssecretaris niet in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan de kosten en de normkosten zoals deze bij de subsidieverlening zijn gehanteerd, kan het, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet leiden tot het ermee beoogde doel, nu, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het besluit tot subsidieverlening in rechte onaantastbaar is.
De staatssecretaris heeft de door de vennootschap bij brief van 18 april 2013 overgelegde facturen dan ook buiten beschouwing mogen laten.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014
362-705.