ECLI:NL:RVS:2014:239
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Herziening kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen en hoger beroep van appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 13 juni 2013 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de herziening van het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Bij besluit van 17 november 2011 werd het voorschot herzien op nihil vastgesteld, omdat het gastouderbureau waar [appellante] gebruik van maakte, niet meer geregistreerd was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het standpunt innam dat [appellante] geen aanspraak meer had op de toeslag, en dat de teveel betaalde voorschotten teruggevorderd mochten worden, met uitzondering van de maanden mei tot en met oktober 2011, omdat [appellante] op 22 maart 2011 had verzocht om stopzetting van de betaling.
In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen, wetende dat het gastouderbureau niet meer geregistreerd was, de plicht had om de betaling van het voorschot te stoppen. De Raad van State oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen dergelijke verplichting op de Belastingdienst rustte. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. R.W.L. Loeb als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 januari 2014.