2012110444/3/A1.
Datum uitspraak: 2 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fully Fashion B.V., gevestigd te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 12 november 2012 in zaken nrs. 12/1895 en 12/3387 in het geding tussen:
[wederpartijen], allen wonend te Loenen aan de Vecht,
gemeente Stichtse Vecht, (hierna tezamen en in enkelvoud: [wederpartij])
en
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2011 heeft het college aan Fully Fashion B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de renovatie van een loods en het vervangen van een bijgebouw op het perceel Slootdijk 4 te Loenen aan de Vecht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 april 2012 heeft het college, voor zover van belang, het besluit van 29 juli 2011 in stand gelaten en aangevuld.
Bij tussenuitspraak van 13 september 2012 heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak de aan het besluit van 19 april 2012 klevende gebreken te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij einduitspraak van 12 november 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [wederpartij] tegen het besluit van 19 april 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen dertien weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak en deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Fully Fashion B.V. hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 4 december 2012 heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[wederpartij], Fully Fashion B.V. en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2013, waar Fully Fashion B.V., vertegenwoordigd door M. Korthals, bijgestaan door
R.R. Nust en mr. G.C.M. Schipper, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Ruis, M. Tersteeg-Trouwborst en K.P.J. de Ridder, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [wederpartij] gehoord.
Bij tussenuitspraak van 27 november 2013, zaak nr201211044/1/A1, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het college opgedragen binnen zestien weken na de verzending ervan met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 4 december 2012 te herstellen en de uitkomst aan de Afdeling en partijen mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 13 maart 2014 heeft het college de door [wederpartij] gemaakte bezwaren tegen het besluit van 29 juli 2011 opnieuw ongegrond verklaard en op grond van revisietekeningen omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan in afwijking van het bestemmingsplan.
[wederpartij] heeft schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak is overwogen dat het hoger beroep van Fully Fashion B.V. ongegrond is. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 4 december 2012 slaagt voor zover hij betoogt dat dit is genomen in strijd met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Voor de afwijking met 0,18 m van de toegestane afstand van het bouwplan tot de bouwperceelsgrens kan niet krachtens voornoemd artikel van de Wabo en met toepassing van de planregels van het bestemmingsplan omgevingsvergunning worden verleend. Het college is opgedragen het besluit van 4 december 2012 binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen. Voorts is in de tussenuitspraak overwogen dat de andere beroepsgronden van [wederpartij] falen.
2. Het college heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld door bij besluit van 13 maart 2014 omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwplan in afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3o, van de Wabo. Het besluit van 13 maart 2014 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
3. [wederpartij] betoogt dat het college bij besluit van 13 maart 2014 ten onrechte zonder verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Stichtse Vecht omgevingsvergunning heeft verleend. Hij voert daartoe aan dat het bouwplan de schaal of de structuur van de buurt overschrijdt.
3.1. Ingevolge artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) wordt, voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
Ingevolge het derde lid kan de gemeenteraad categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
Ingevolge artikel II, aanhef en onder c, van het besluit van de raad van 22 november 2011 is geen verklaring van geen bedenkingen vereist voor de realisering van functiewijzingen van bestaande opstallen met bijbehorende gronden, de daaruit voorkomende bouwactiviteiten alsmede uitbreiding van bestaande functies.
Ingevolge artikel III, aanhef en onder d, van dat besluit is niettemin een verklaring van geen bedenkingen vereist, indien de ontwikkeling de schaal of de structuur van onder meer de buurt overschrijdt.
3.2. In hetgeen [wederpartij] heeft aangevoerd wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet heeft onderkend dat het bouwplan de schaal of de structuur van de buurt overschrijdt. Nu het bouwplan valt in een categorie als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van het Bor, is geen verklaring van geen bedenkingen van de raad vereist alvorens het college omgevingsvergunning in afwijking van het bouwplan kon verlenen.
Het betoog faalt.
4. [wederpartij] heeft in zijn zienswijze zijn beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Zo heeft hij onder meer aangevoerd dat het college niet heeft onderkend dat het bouwplan is getoetst aan de verkeerde versie van de bouwverordening. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [wederpartij] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
5. Voor zover [wederpartij] zich keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.
6. Het hoger beroep van Fully Fashion B.V. is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 4 december 2012 is gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wabo. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 13 maart 2014 is ongegrond.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht van 4 december 2012, kenmerk Z/12/14456-UIT/12/16188, gegrond;
III. vernietigt dat besluit;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht van 13 maart 2014, kenmerk Z/12/14456-UIT/14/30705, ongegrond;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht tot vergoeding van bij [wederpartij] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 75,28 (zegge: vijfenzeventig euro en achtentwintig cent);
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillissen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillissen w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014
357-761.