ECLI:NL:RVS:2014:238

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201305662/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor de bouw van een geitenstal en uitbreiding van het aantal geiten

Op 29 januari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarbij [appellant] beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Dit besluit, genomen op 2 mei 2013, verleende een vergunning op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de bouw van een nieuwe geitenstal en de uitbreiding van het aantal geiten op het perceel [locatie 1] te Rossum. De appellant, wonend op een afstand van ruim 400 meter van het perceel, stelde dat hij belang had bij de beoordeling van de vergunning, ondanks dat hij geen zicht had op het perceel en dat er bebouwing en bomen tussen zijn woning en het perceel stonden.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de appellant geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. Dit is gebaseerd op de ligging van zijn woning ten opzichte van het perceel en de conclusie dat de activiteiten die in de vergunning zijn genoemd, geen gevolgen voor hem zullen hebben. De Afdeling heeft daarbij ook de vervoersroutes van de geiten en de aanvoer van ruwvoer in overweging genomen, waaruit bleek dat deze niet langs de woning van de appellant lopen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat inhoudt dat de kosten van de procedure niet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 januari 2014.

Uitspraak

201305662/1/R2.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2013 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de bouw van een nieuwe geitenstal en de uitbreiding van het aantal geiten op het perceel [locatie 1] te Rossum (hierna: perceel).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2014, waar [appellant], bijgestaan door [persoon] en het college, vertegenwoordigd door A. Fopma en M. de Jonge, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. [ appellant] woont aan de [locatie 2] te Hurwenen op een afstand van ruim 400 meter van het perceel waarop de nieuwe stal is voorzien. [appellant] heeft ter zitting erkend dat hij vanuit zijn woning, die gelegen is ten noorden van het perceel, geen zicht heeft op het perceel. Tussen de woning van [appellant] en het perceel bevinden zich bebouwing en bomen. Gelet op de ligging van het perceel ten opzichte van de woning van [appellant], is niet aannemelijk dat ter plaatse van deze woning gevolgen van de in de vergunningaanvraag genoemde activiteit kunnen worden ondervonden. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is dat het vervoer van geiten naar en van het perceel, de aanvoer van ruwvoer en het merendeel van de afvoer van mest zal plaatsvinden langs de woning van [appellant], omdat de doorgaande route vanaf het perceel naar de N322 niet langs de woning van [appellant] loopt.
Gelet op het voorgaande heeft [appellant] geen belang dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
12.