201305060/1/A3.
Datum uitspraak: 2 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sterksel, gemeente Heeze-Leende,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2013 in zaak nr. 11/3852 12/1515 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2011 heeft het college een verzoek van [appellant] om hem op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) alle documenten toe te zenden die betrekking hebben op de bij het bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende behorende verbeelding weergegeven vergroting van het bestemmingsvlak ‘wonen’ aan de [locatie] te Sterksel, afgewezen.
Bij besluit van 10 januari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 7 september 2012 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld een gebrek in het besluit van 10 januari 2012 te herstellen door de in de uitspraak genoemde handelingen te verrichten.
Bij brief van 23 oktober 2012 heeft het college de motivering van het besluit van 10 januari 2012 aangevuld.
Bij uitspraak van 26 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 10 januari 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2014, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. In 2009 heeft de raad van de gemeente Heeze-Leende het bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende vastgesteld. Daarin is de omvang van het plandeel met de bestemming ‘wonen’ dat betrekking heeft op het perceel [locatie] vastgesteld op 50 bij 90 m. Dit perceel grenst aan het perceel van [appellant]. Bij de terinzagelegging van het plan heeft [appellant] geconstateerd dat in de daarbij behorende verbeelding het desbetreffende perceel was vergroot ten gunste van de buren. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 15 april 2011 in zaak nr. 200902795/1/R3 geoordeeld dat dit in strijd is met de rechtszekerheid en heeft het door [appellant] daartegen ingestelde beroep in zoverre gegrond verklaard.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [appellant] in zijn verzoek genoemde documenten niet onder hem berusten en het ook overigens niet beschikt over andere onder het verzoek vallende documenten.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2007 in zaak nr. 200608265/1 overwogen dat het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Voorts heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2011 in zaak nr. 201011810/1/H3 overwogen, dat inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het bestuursorgaan naar de betreffende documenten heeft gezocht. Volgens de rechtbank heeft het college dat onvoldoende gedaan. Het besluit is derhalve onvoldoende zorgvuldig voorbereid en berust op een ondeugdelijke motivering. Om dit gebrek te herstellen is het college in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of de door [appellant] verzochte documenten bestaan, te vermelden op welke wijze dit onderzoek heeft plaatsgevonden en tot welke resultaten dit heeft geleid.
Bij de brief van 23 oktober 2012 heeft het college te kennen gegeven dat door raadpleging van het gemeentelijk archief en het gemeentelijk digitale post- en registratiesysteem is onderzocht of de door [appellant] verzochte documenten bestaan. Bij dat onderzoek zijn de gevraagde documenten niet gevonden. Het college blijft dan ook bij zijn standpunt dat de verzochte documenten niet onder hem berusten.
In de einduitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze is gezocht naar de door [appellant] genoemde en eventuele andere onder het verzoek vallende documenten. De mededeling van het college dat de door [appellant] verzochte documenten niet onder hem berusten, acht de rechtbank niet ongeloofwaardig.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hij er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat schriftelijke communicatie tussen het college en het adviesbureau Croonen heeft plaatsgevonden en documenten daaromtrent onder het college berusten. Hij voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het adviesbureau dat het bestemmingsplan in overleg met de gemeente heeft vervaardigd, in een brief te kennen heeft gegeven welke documenten daarvoor worden gebruikt, zodat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het college in ieder geval over deze documenten dient te beschikken.
Voorts heeft de rechtbank miskend dat zijn verzoek mede betrekking heeft op het volledige audioverslag van de gemeenteraadsvergadering van 22 februari 2010. Het is aannemelijk dat dit audioverslag bestaat, nu delen daarvan te beluisteren zijn geweest via de website van de gemeente. Nu een dergelijk audioverslag op grond van de Archiefwet bewaard dient te blijven, behoort dit verslag onder het college te berusten, aldus [appellant].
4.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college een schriftelijke opdracht aan het adviesbureau heeft verstrekt, dan wel dat anderszins schriftelijke communicatie met het adviesbureau heeft plaatsgevonden. Het enkele vermoeden van [appellant] dat er correspondentie is gevoerd tussen de gemeente en het adviesbureau over de uitwerking van de definitieve versie van het bestemmingsplan heeft de rechtbank terecht onvoldoende geacht voor de conclusie dat [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat die correspondentie daadwerkelijk is gevoerd.
De rechtbank is er evenwel aan voorbijgegaan dat het adviesbureau in een brief van 9 februari 2011 heeft benoemd welke documenten het bij het vervaardigen van een bestemmingsplan gebruikt, namelijk het voorheen geldende bestemmingsplan, de topografische ondergrond al dan niet met bebouwing, de kadastrale kaart, alsmede de meest actuele luchtfoto, zo nodig aangevuld met informatie van google maps dan wel google earth. [appellant] betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte er aan voorbij is gegaan dat het college niet mocht volstaan met het standpunt dat deze documenten niet onder hem berusten. Dit noopt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu het voorheen geldende bestemmingsplan, de kadastrale kaart, de topografische ondergrond en de gegevens van google maps en google earth, documenten zijn die reeds openbaar en voor een ieder vrij toegankelijk en verkrijgbaar zijn, zodat de Wob daarop niet van toepassing is. Voorts is niet in geschil dat [appellant] in het kader van een andere procedure reeds in het bezit van de luchtfoto is gesteld.
4.2. Wat betreft het volledige audioverslag wordt overwogen dat [appellant] ter zake hiervan ook een Wob-verzoek heeft ingediend bij de raad van de gemeente Heeze-Leende. In de tussenuitspraak van heden in zaak nr. 201307287/1/A3 heeft de Afdeling overwogen dat de raad de handhaving van de afwijzing van dat Wob-verzoek onder meer op dat punt niet deugdelijk heeft gemotiveerd en de raad opgedragen dat gebrek te herstellen. In het licht hiervan is de Afdeling van oordeel dat [appellant] geen belang meer heeft bij een bespreking van zijn betoog over het volledige audioverslag in deze zaak.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014
434-697.