ECLI:NL:RVS:2014:2341

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
201310431/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor nieuwbouw in Nijmegen

Op 25 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vaststelling van hogere geluidgrenswaarden door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Het college had op 24 september 2013 besloten om hogere geluidgrenswaarden vast te stellen voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Neerbosscheweg en het industrieterrein Nijmegen West Weurt. Dit besluit was gericht op nieuw te bouwen woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, onderwijsgebouwen, verpleeghuizen en ziekenhuizen in het gebied Kinderdorp Neerbosch in Nijmegen. Het besluit werd op 3 oktober 2013 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben twee appellanten, waaronder een particulier en de commanditaire vennootschap Neerbosch C.V., beroep ingesteld. De appellanten stelden dat de hoge geluidsbelasting op de locatie Kinderdorp wordt veroorzaakt door de verkeersdruk op omliggende wegen en dat de kosten voor maatregelen ten onrechte bij de ontwikkelende partijen worden gelegd. De Afdeling heeft de zaak op 13 mei 2014 ter zitting behandeld, waar de appellanten en het college vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelde dat het beroep van de appellanten ongegrond was. Het college had terecht gesteld dat de appellanten belanghebbenden waren bij het besluit. De Afdeling concludeerde dat de maatregelen die het college had vastgesteld in verhouding stonden tot de geluidhinder en dat er geen aanleiding was om van het vaststellen van hogere waarden af te zien. De Afdeling benadrukte dat financiële overwegingen een rol mochten spelen bij de besluitvorming en dat de bestaande kwaliteiten van het gebied moesten worden behouden. De beroepsgronden van de appellanten faalden, en de Afdeling verklaarde de beroepen ongegrond.

Uitspraak

201310431/1/R2
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Nijmegen,
2. de commanditaire vennootschap Neerbosch C.V., gevestigd te Bemmel, gemeente Lingewaard,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 110a, eerste lid van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Neerbosscheweg en het industrieterrein Nijmegen West Weurt, voor nieuw te bouwen woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, onderwijsgebouwen, verpleeghuizen en ziekenhuizen in het gebied Kinderdorp Neerbosch in Nijmegen. Dit besluit is op 3 oktober 2013 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Neerbosch C.V. beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2014, waar [appellant sub 1], Neerbosch C.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Lemmen en ir. M. Muntjewerff, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij verschenen de stichting Beheerstichting Vrienden van het Werk van Johannes van 't Lindenhout (hierna: Stichting Lindenhout), vertegenwoordigd door mr. J.G. Woolderink-Tjallingii, advocaat te Arnhem.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. Het college betoogt dat het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat [appellant sub 1] geen belanghebbende is bij het besluit.
1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
1.2. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Nijmegen Neerbosch West" voor de bouw van onder meer woningen en onderwijsgebouwen. Gezien de ligging van de woning van [appellant sub 1] nabij de Neerbosscheweg, die in een relatief open gebied is gelegen en zich dichter bij die weg bevindt dan de in het bestemmingsplan voorziene woning, acht de Afdeling het niet uitgesloten dat [appellant sub 1] feitelijk gevolgen kan ondervinden van het besluit tot vaststelling van de hogere geluidgrenswaarden. Gelet hierop is [appellant sub 1] belanghebbende bij het bestreden besluit.
Het betoog van het college faalt.
Het beroep van Neerbosch C.V.
2. Neerbosch C.V. voert in beroep aan dat de hoge geluidsbelasting op de locatie Kinderdorp wordt veroorzaakt door de verkeersdruk op de omliggende wegen en dat ten onrechte de kosten voor maatregelen worden neergelegd bij de ontwikkelende partijen op de locatie Kinderdorp. Zij wijst hierbij op de door haar in de zienswijzen naar voren gebrachte alternatieve oplossingen en betoogt dat het college vanwege financiële overwegingen onvoldoende is ingegaan op die alternatieven.
2.1. Het college stelt dat de maatregelen die bij de objecten moeten worden getroffen in verhouding staan tot de geluidhinder vanwege het verkeer. Deze maatregelen zijn naar aanleiding van het beroepschrift nog nader bezien en getoetst. Voorts kan de maximum snelheid op het desbetreffende wegvak van de Neerbosscheweg niet worden verlaagd zonder dat ook de weginrichting wordt aangepast, hetgeen een ingrijpende maatregel is volgens het college. Daarnaast is de weg al grotendeels voorzien van geluidreducerend asfalt. Nadere maatregelen zullen dan ook niet het grote effect hebben dat Neerbosch C.V. daarvan verwacht en zullen wel leiden tot hoge kosten, terwijl de eventuele extra voorzieningen om te kunnen voldoen aan de in het Bouwbesluit voorgeschreven binnenwaarde, relatief laag zullen zijn, aldus het college.
2.2. In de overwegingen bij het besluit is vermeld dat op de Neerbosscheweg als bronmaatregel al in beide rijrichtingen geluidreducerend asfalt wordt gerealiseerd. Deze maatregel is vastgelegd in het besluit van 29 juni 2010 met kenmerk G650/HW2009121. Voorts is in de overwegingen vermeld dat geen andere bronmaatregelen, geen maatregelen in het overdrachtsgebied en geen maatregelen bij de ontvanger worden getroffen. Daarbij is toegelicht dat het landschappelijk gezien gewenst is om de natuurlijke uitstraling van het gebied te handhaven. Een eenvoudige, niet landschappelijk ingepaste, geluidswal past, in verband met de entree van de stad, niet in deze omgeving. Een wel landschappelijk ingepaste geluidswal is duur. Financieel is er geen ruimte om een landschappelijk ingepaste geluidswal te realiseren. Tevens is vermeld dat de bestaande kwaliteiten van het gebied moeten worden behouden. Het is daarom geen optie om de gevoelige functies verder van de wegen te situeren. Daarnaast is nog vermeld dat een snelheidsbeperking op het noordelijke wegvak van de Neerbosscheweg slechts een beperkt effect zal hebben. Hierbij heeft het college naar voren gebracht dat de gemiddelde snelheid in de bestaande situatie al veel lager is dan de maximum snelheid.
2.3. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Ingevolge het vijfde lid vindt het eerste lid slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
2.4. Over het betoog van Neerbosch C.V. dat de kosten voor het realiseren van een aanvaardbaar binnenklimaat bij de voorziene gevoelige bestemmingen ten onrechte bij de ontwikkelende partijen zijn gelegd, overweegt de Afdeling het volgende. Het college heeft in het verweerschrift nader uiteengezet dat op grond van de bouwtechnische eisen van het Bouwbesluit en de kwaliteit van de hedendaagse bouwmaterialen het niet ondenkbaar is dat zelfs zonder extra voorzieningen een gevel kan worden gerealiseerd waarmee aan de voorgeschreven binnenwaarde kan worden voldaan. In het geval wel extra geluidwerende voorzieningen nodig zijn, betreft het relatief lage kosten voor maatregelen die een relatief groot effect hebben. Gezien de regeling van artikel 110a, eerste en vijfde lid, van de Wet geluidhinder, die het college beleidsvrijheid geeft bij een besluit als het onderhavige, waarbij financiële overwegingen een rol mogen spelen, heeft het college in het betoog van Neerbosch C.V. in redelijkheid dan ook geen aanleiding hoeven te zien om van het vaststellen van hogere waarden af te zien.
2.4.1. Neerbosch C.V. heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Neerbosch C.V. heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.4.2. Gelet op het voorgaande is het beroep van Neerbosch C.V. ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] stelt zich op het standpunt dat de geluidsbelasting vanwege de Neerbosscheweg op zijn woning aan de [locatie] ten onrechte niet is onderzocht nu zijn woning binnen de invloedsfeer van de Neerbosscheweg ligt. Daarbij wijst hij erop dat voor de voorziene woningen die verder van deze weg af liggen hogere waarden zijn vastgesteld tot 53 dB en dat de geluidsbelasting op zijn woning dus nog hoger zal zijn. Voorts is het college ten onrechte uitgegaan van een te lage snelheid op de route stad-uitwaarts. Tevens voert [appellant sub 1] aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen geluidwal kan worden gerealiseerd en dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit ten onrechte niet zijn onderzocht.
3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat op grond van de Wet geluidhinder alleen akoestisch onderzoek hoeft te worden verricht voor nieuwe situaties. Hiervan is bij de woning van [appellant sub 1] geen sprake. Derhalve is voor zijn woning ook geen hogere waarde vastgesteld. Voorts betoogt het college dat de beroepsgronden tegen de vastgestelde hogere waarden in verband met artikel 8:69a van de Awb niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Overigens is het onderzoek niet op onjuiste gegevens gebaseerd. Daarnaast brengt de raad naar voren dat een geluidwal relatief hoge kosten met zich brengt, dat de luchtkwaliteit in deze procedure niet aan de orde is en dat eventuele bronmaatregelen nog nader zijn beoordeeld.
3.2. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3), voorziet de regeling in artikel 83 van de Wgh erin dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg of bij de bestaande woningen vanwege een nieuwe weg maximaal mag optreden. Gelet hierop ziet artikel 83 niet op situaties zoals die van [appellant sub 1], waar het een bestaande woning in een zone bij een bestaande, ongewijzigde weg betreft. Nu er geen aanleiding bestond voor het vaststellen van een hogere waarde voor de woning van [appellant sub 1], behoefde het college ten behoeve van het bestreden besluit ook geen onderzoek te doen naar de geluidsbelasting ter plaatse van zijn woning. Het betoog van [appellant sub 1] faalt derhalve. Voorts is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat het college bij het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste gegevens.
3.3.1. Over de geluidswal overweegt de Afdeling dat, zoals onder 2.2 is vermeld uit het bestreden besluit volgt dat er financieel geen ruimte is om een landschappelijk ingepaste geluidswal te realiseren. Nu financiële overwegingen gelet op artikel 110a, vijfde lid, van de Wet geluidhinder, een rol mogen spelen bij de besluitvorming heeft het college in het betoog van [appellant sub 1] in redelijkheid dan ook geen aanleiding hoeven te zien om van het vaststellen van hogere waarden af te zien.
3.3.2. Voorts kunnen de gevolgen van het besluit voor de luchtkwaliteit ter plaatse niet in deze procedure aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.
3.3.3. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Slotoverweging
4. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat de beroepsgronden falen, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.
Proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. Th.G. Drupsteen, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
545.