ECLI:NL:RVS:2014:2330

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
201309763/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.J. de Heer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 oktober 2013. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de Belastingdienst/Toeslagen op 12 april 2013 zijn verzoeken om herziening van een eerder besluit van 16 februari 2010 had afgewezen. Dit eerdere besluit betrof een verzoek om schadevergoeding vanwege het niet tijdig beslissen op ingediende bezwaarschriften. De Belastingdienst/Toeslagen verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond op 23 mei 2013.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 mei 2014. Tijdens de zitting heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht. De Afdeling overweegt dat, volgens de jurisprudentie, indien een bestuursorgaan een besluit van gelijke strekking neemt na een eerdere afwijzing, het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet leidt tot een toetsing van dat besluit als ware het een eerste afwijzing. Dit geldt ook voor verzoeken om terug te komen van eerdere besluiten.

De Afdeling concludeert dat [appellant] geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die een hernieuwde toetsing rechtvaardigen. De door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden zijn niet relevant voor het besluit van 5 april 2011, dat eerder is genomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een hernieuwde toetsing van het besluit van 23 mei 2013.

Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201309763/1/A2.
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 oktober 2013 in zaak nr. 13/3134 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de onderscheiden verzoeken van [appellant] van 7 en 9 maart 2013 om het besluit van 16 februari 2010 te herzien dan wel te wijzigen of aan te vullen om in aanmerking te komen voor schadevergoeding vanwege het niet tijdig beslissen op de in die procedure ingediende bezwaarschriften, afgewezen.
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2014, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1) vloeit voort dat, indien een bestuursorgaan na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking neemt, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kan de bestuursrechter dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen toetsen.
2. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan doen zich niettemin geen feiten of omstandigheden voor die een - hernieuwde - toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
3. [appellant] heeft eerder, op 12 april 2010, een verzoek om schadevergoeding bij de Belastingdienst/Toeslagen ingediend, waarop de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 5 april 2011 afwijzend heeft beslist. Het besluit van 12 april 2013 is van gelijke strekking als het besluit van 5 april 2011, nu eerstvermeld besluit evenzeer een afwijzing van een verzoek om schadevergoeding bevat. Derhalve is op dit geding het hiervoor vermelde toetsingskader van toepassing.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen.
5. [appellant] heeft een aantal feiten en omstandigheden naar voren gebracht die betrekking hebben op het door de Belastingdienst/Toeslagen genomen besluit van 16 februari 2010, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen de herziening van de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2007 alsmede de vordering tot terugbetaling van een bedrag heeft gehandhaafd. Aangezien deze door [appellant] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet zien op het besluit van 5 april 2011, kunnen deze, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, reeds hierom niet als nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden aangemerkt.
Voor zover [appellant] ter onderbouwing van zijn beroep op de redelijke termijn en de volgens hem daaruit voortvloeiende schadevergoeding heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011 in zaak nr. 09/05112 (www.rechtspraak.nl) en een uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2011 in zaak nr. 201102607/1/H2, geldt dat uitspraken van rechterlijke instanties, waarop de rechtbank terecht heeft gewezen, niet als nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden kunnen worden aangemerkt (uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2008 in zaak nr. 200704875/1).
6. Nu in hetgeen is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gelegen en zich evenmin een relevante wijziging van het recht voordoet en voorts niet is aangetoond dat buitengewone omstandigheden bestaan waarin zeer zwaarwegende belangen op het spel staan, is voor toetsing van het besluit van 23 mei 2013 geen plaats. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
636.