ECLI:NL:RVS:2014:2307

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
201308231/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan huisvesting arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas

Op 25 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Horst aan de Maas het bestemmingsplan "huisvesting arbeidsmigranten" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Sevenum, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 9 april 2014, waar zowel de appellant als de raad, vertegenwoordigd door I.K. Oudmaijer, aanwezig waren. Ook was er een andere partij aanwezig, vertegenwoordigd door gemachtigden en bijgestaan door mr. B. de Jong.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. In dit geval betreft het een paraplubestemmingsplan dat het beleidsdocument "Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas 2010" vertaalt in regels voor de onderliggende bestemmingsplannen. De doelstelling is om ongewenste huisvesting van arbeidsmigranten tegen te gaan en een uniforme regeling te treffen voor het gemeentelijke grondgebied.

De appellant heeft verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder het ontbreken van een opmerking over spuitzones in de plantoelichting en het niet opnemen van een opmerking over aardgastransportleidingen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verwijzing naar paragraaf 5.4 een kennelijke verschrijving is en dat de plantoelichting geen juridische bindende betekenis heeft. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat de omgevingsvergunning voor het huisvesten van arbeidsmigranten op Broek 20 te Sevenum niet ter discussie staat in deze procedure.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het standpunt van de raad over de huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied niet onredelijk is, maar dat de toetsingsmaatstaf in artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels onvoldoende objectief begrensd is, wat leidt tot rechtsonzekerheid. Het beroep is gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd voor zover het betreft artikel 3, lid 3.1, onder d. De raad is opgedragen om binnen 20 weken een nieuw besluit te nemen en het griffierecht van de appellant te vergoeden.

Uitspraak

201308231/1/R3.
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "huisvesting arbeidsmigranten" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door I.K. Oudmaijer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. B. de Jong.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan betreft een zogeheten paraplubestemmingsplan waarmee wordt beoogd het beleidsdocument "Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas 2010" te vertalen in regels voor de onderliggende bestemmingsplannen. De doelstelling van het plan is ongewenste huisvesting van arbeidsmigranten tegen te kunnen gaan en een uniforme regeling te treffen voor het gehele gemeentelijke grondgebied.
3. [appellant] stelt dat in de plantoelichting ten onrechte een opmerking over spuitzones ontbreekt. Verder stelt hij dat in deel II "Overzicht van wijzigingen in het plan" van het zienswijzenrapport staat dat een opmerking over aardgastransportleidingen zal worden opgenomen in paragraaf 5.4 van de plantoelichting, maar dat dit niet is geschied. Voorts stelt [appellant] dat paragraaf 3.2 van de plantoelichting (lees: 3.6) een opmerking bevat over aardgastransportleidingen waarbij wordt verwezen naar de plankaarten van vigerende bestemmingsplannen, maar dat de aardgastransportleiding op de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied Sevenum 2009" en op de risicokaart van bestemmingsplan "Broek 6, 8 en 10 te Sevenum" van 2012 niet juist is opgenomen.
3.1. De Afdeling overweegt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verwijzing in het zienswijzenrapport naar paragraaf 5.4 van de plantoelichting een kennelijke verschrijving is en bedoelde opmerking over aardgastransportleidingen in paragraaf 3.6 van de toelichting is opgenomen. Voorts overweegt de Afdeling dat de plantoelichting, die het bestemmingsplan vergezelt, geen deel uitmaakt van het plan en geen juridische bindende betekenis toekomt. Voorts overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan "Buitengebied Sevenum 2009" en het bestemmingsplan "Broek 6, 8 en 10 te Sevenum" in rechte onaantastbaar zijn en deze plannen in deze procedure niet ter discussie staan. Het betoog faalt.
4. [appellant] voert aan dat de omgevingsvergunning die is verleend voor het huisvesten van arbeidsmigranten op Broek 20 te Sevenum, ten onrechte is verleend en opnieuw moet worden beoordeeld.
4.1. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze omgevingsvergunning voor het huisvesten van arbeidsmigranten op Broek 20 te Sevenum in deze procedure niet ter discussie staat. Het betoog faalt.
5. [appellant] stelt dat in artikel 3, lid 3.1, van de planregels ten onrechte geen maximum is gesteld aan het aantal arbeidsmigranten dat in een gebied in het buitengebied mag worden gehuisvest. De regeling in het plan van het aantal arbeidsmigranten dat mag worden gehuisvest, is volgens hem te vrijblijvend, waardoor een onevenredige concentratie van arbeidsmigranten in een bepaald deel van het buitengebied kan ontstaan.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de regels van het plan die betrekking hebben op de bebouwde kom en die voorschrijven dat huisvesting van arbeidsmigranten in een woonstraat maximaal 10% van de woonbestemmingen mag betreffen en dat in maximaal twee woningen aaneengesloten huisvesting van arbeidsmigranten mag plaatsvinden, te beperkend zijn voor het buitengebied. Op grond van deze regels zou huisvesting van arbeidsmigranten in straten met minder dan tien woonbestemmingen niet zijn toegestaan, terwijl de sociale cohesie en het karakter van de straat niet worden aangetast en de woningen en agrarische bestemmingen in het buitengebied op grotere afstand van elkaar liggen dan binnen de bebouwde kom. Het is niet de bedoeling huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied onmogelijk te maken. De raad wil voor het buitengebied maatwerk mogelijk maken en hiervoor is artikel 3, lid 3.1, in het plan opgenomen.
5.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels is het mogelijk de gronden en bouwwerken met een woonbestemming onder bepaalde voorwaarden te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Wat betreft het aantal arbeidsmigranten dat maximaal gehuisvest mag worden, geldt ingevolge het bepaalde onder d dat het afgestemd dient te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen.
5.3. De Afdeling acht het standpunt van de raad dat er wat betreft de huisvesting van migranten onderscheid dient te worden gemaakt tussen huisvesting in de bebouwde kom enerzijds en in het buitengebied anderzijds en dat wat betreft het buitengebied maatwerk nodig is, niet onredelijk. Naar het oordeel van de Afdeling is de toetsingsmaatstaf in artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels echter onvoldoende objectief begrensd en daarmee rechtsonzeker. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels dient te worden vernietigd wegens strijd met de rechtszekerheid.
6. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor de vernietigde planregel een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 25 juni 2013 waarbij het bestemmingsplan "huisvesting arbeidsmigranten" is vastgesteld voor zover het betreft artikel 3, lid 3.1, onder d, van de planregels;
III. draagt de raad op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak voor de vernietigde planregel een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor gestelde termijn bekend te maken en mede te delen;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Horst aan de Maas aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
177-813.