201306340/1/R3.
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Veghel,
en
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Veghel Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door A. Muster, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. De terinzagelegging van het vastgestelde plan ving aan op 26 juli 2012. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 27 juli 2012 en geëindigd op 7 september 2012. [appellant] heeft het beroep niet binnen de termijn ingediend nu het op 12 juli 2013 ter post is bezorgd en op 15 juli 2013 is ontvangen.
3. [appellant] betoogt dat de termijnoverschrijding voor het indienen van een beroepschrift verschoonbaar is. Hij voert daartoe aan dat uit het raadsvoorstel, noch uit de bekendmaking van het ontwerpbestemmingsplan volgt dat de Merwedelaan in het plan was opgenomen. Dit was volgen hem ook niet voorzienbaar, nu het ontwerp ter inzage was gelegd voordat de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2011, in zaak nr. 201011978/1/R3, inzake bestemmingsplan "Bebouwde kom, aanvulling I", waarin de Merwedelaan eveneens was opgenomen, was bekend gemaakt. Volgens [appellant] had het gelet op de intensieve contacten tussen hem en het gemeentebestuur direct na de bekendmaking van voornoemde uitspraak, op de weg van de raad gelegen hem persoonlijk in kennis te stellen van de vaststelling van het bestemmingsplan "Veghel Zuid". Door dit na te laten heeft de raad volgens hem gehandeld in strijd met het beginsel van fair play.
4. Naar het oordeel van de Afdeling is voor de termijnoverschrijding van meer dan tien maanden geen rechtvaardiging gelegen in de door [appellant] gestelde omstandigheid dat de raad hem er niet van in kennis heeft gesteld dat zijn woningen aan de Merwedelaan waren opgenomen in het bestemmingsplan "Veghel Zuid". Hoewel het valt te betreuren dat de raad [appellant] in het kader van de procedure omtrent bestemmingsplan "Bebouwde kom, aanvulling 1" niet op de hoogte heeft gesteld van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan "Veghel Zuid", waarin zijn woningen eveneens waren opgenomen, betekent dit niet dat [appellant] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij tegen het bestemmingsplan "Veghel Zuid" geen beroep heeft ingediend. Daartoe is van belang dat, anders dan [appellant] stelt, uit de bekendmaking kan worden afgeleid dat het bestemmingsplan "Veghel Zuid" ook ziet op de Merwedelaan. In de bekendmaking staat namelijk dat het bestemmingsplan "Veghel Zuid" een actualisering is van verschillende bestemmingsplannen in het gebied tussen de Zuid-Willemsvaart, Rembrandtlaan, Erpseweg, Scheifelaar en De Leest. De Merwedelaan ligt in dit gebied. Het had dan ook op de weg van [appellant] gelegen zich ervan te vergewissen of zijn woningen aan de Merwedelaan waren opgenomen in het plan. De bewoording in het raadsvoorstel doet hier niet aan af, nu niet is vereist dat de volledige inhoud van het plan hieruit kan worden afgeleid. Voorts zijn de contacten tussen [appellant] en de gemeente na de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2011, wat daarvan ook zij, niet aan te merken als omstandigheden die meebrengen dat de raad verplicht zou zijn om [appellant] persoonlijk in kennis te stellen van het voornemen tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veghel Zuid". Uit de Wet ruimtelijke ordening noch uit enig ander wettelijk voorschrift volgt dat de raad in een geval als dit verplicht is belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een bestemmingsplan. Er bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad daartoe was gehouden uit het oogpunt van het beginsel van fair play. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding om met toepassing van artikel 6:11 van de Awb te oordelen dat [appellant] niet in verzuim is geweest. Voor zover [appellant] betoogt dat het niet indienen van een zienswijze tegen het ontwerp van het plan verschoonbaar is, behoeft dit betoog gelet op het voorgaande geen bespreking meer.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
45-653.