ECLI:NL:RVS:2014:2271

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
201306109/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • J. Hoekstra
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van het gebied 'Noorbeemden en Hoogbos' als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn

Op 25 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, waaronder [appellant sub 1] en Campo Mere B.V., beroep hebben ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken. Dit besluit, genomen op 23 mei 2013, hield in dat het gebied 'Noorbeemden en Hoogbos' werd aangewezen als speciale beschermingszone op basis van de Habitatrichtlijn. De appellanten betwistten de aanwijzing van hun percelen als onderdeel van deze beschermingszone, met name omdat zij van mening waren dat er geen natuurwaarden aanwezig waren die deze aanwijzing rechtvaardigden.

De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld. [appellant sub 1] stelde dat zijn agrarisch bedrijf nadelige gevolgen zou ondervinden van de aanwijzing, omdat zijn perceel ten onrechte was toegevoegd aan het beschermde gebied. De staatssecretaris verdedigde echter dat het perceel noodzakelijk was voor de bescherming van het aangrenzende bos en de kwaliteit van de aanwezige habitats. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat de aanwijzing van het perceel gerechtvaardigd was.

Campo Mere B.V. voerde aan dat de aanwijzing van haar gronden voor de soort het vliegend hert niet op wetenschappelijke basis was onderbouwd. De staatssecretaris stelde echter dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van deze soort in het gebied, onderbouwd door gevalideerde waarnemingen. De Afdeling concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten om het gebied uit te breiden en dat de aanwijzing van de gronden van Campo Mere B.V. voor het habitattype eiken-haagbeukbossen ook gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling de beroepen van beide appellanten ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigde de noodzaak van de aanwijzing van het gebied ter bescherming van de natuurlijke habitats en de soorten die daarin voorkomen.

Uitspraak

201306109/1/R2.
Datum uitspraak: 25 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Campo Mere B.V., gevestigd te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten,
appellanten,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992 L 206), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB 2006 L 363; hierna: de Habitatrichtlijn).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Campo Mere B.V. beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.F.C.M. Mulders, Campo Mere B.V., vertegenwoordigd door mr. D.E.L.M.J.H. de Loë, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door E.R. Osieck, mr. H.D. Strookman en ir. D. Bal, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 10a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) wijst de minister gebieden aan ter uitvoering van de Habitatrichtlijn.
Ingevolge het tweede lid bevat een besluit als bedoeld in het eerste lid de instandhoudingsdoelstelling voor het gebied. Tot de instandhoudingsdoelstelling behoren in ieder geval:
b. de doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van de natuurlijke habitats of populaties in het wild levende dier- en plantensoorten voor zover vereist ingevolge de Habitatrichtlijn.
Ingevolge het vierde lid gaat een besluit als bedoeld in het eerste lid vergezeld van een kaart, waarop de begrenzing van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven alsmede van een toelichting.
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, is het verboden zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, van gedeputeerde staten, of ten aanzien van projecten of andere handelingen als bedoeld in het vierde lid, van Onze Minister, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
2. Het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" is als speciale beschermingszone aangewezen voor het habitattype eiken-haagbeukbossen (H9160), waarvoor een uitbreidings- en verbeteringsdoelstelling is opgenomen, en voor de prioritaire habitattypen kalktufbronnen met tufsteenformatie (H7220) en vochtige alluviale bossen (H91E0), waarvoor behoud- en verbeteringsdoelstellingen zijn opgenomen. Ook is het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" als speciale beschermingszone aangewezen voor de soort het vliegend hert (H1083), waarvoor een behouddoelstelling is opgenomen.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] is eigenaar van een agrarisch bedrijf op het adres [locatie] te Noorbeek. Het perceel, kadastraal bekend als gemeente Margraten, sectie W, nr. 95 (hierna: het perceel), behoort tot dat agrarisch bedrijf en is bij [appellant sub 1] in gebruik als weiland. Volgens [appellant sub 1] maakt het perceel ten onrechte deel uit van het bij het bestreden besluit aangewezen gebied, nu op het perceel geen natuurwaarden aanwezig zijn en het in gebruik is voor het agrarisch bedrijf. Dit kan op termijn nadelige gevolgen hebben voor het agrarisch bedrijf, aldus [appellant sub 1].
3.1. Het perceel was niet begrepen in het gebied dat is aangemeld. Bij het aanwijzingsbesluit is het perceel aan het aangemelde gebied toegevoegd. Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel geen beschermde habitattypen aanwezig zijn. Volgens de staatssecretaris is het perceel echter aangewezen met het oog op een betere bescherming van het aangrenzende bos, met name tegen bemesting. Het perceel maakt volgens de staatssecretaris integraal onderdeel uit van de ecosystemen en is nodig om de kwaliteit van habitattype H91E0C (Vochtige alluviale bossen), overeenkomstig de instandhoudingsdoelstelling, te verbeteren. Ook heeft de staatssecretaris erop gewezen dat op het perceel een bosrand aanwezig is die een belangrijk deel uitmaakt van het leefgebied van de soort het vliegend hert, waarvoor het gebied eveneens is aangewezen. Voor de begrenzing van het aangewezen gebied is volgens de staatssecretaris verder aangesloten bij de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Bij de keuze van de begrenzing is uitgegaan van het gebied dat minimaal moet worden aangewezen om de aanwezige habitattypen en -soorten te kunnen beschermen, aldus de staatssecretaris. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris het perceel niet heeft mogen aanwijzen.
Het betoog faalt.
3.2. Verder overweegt de Afdeling onder verwijzing naar haar uitspraken van 5 november 2008 in zaak nr. 200802545/1, en van 29 juni 2011, in zaak nr. 201002616/1/R2 dat eerst in een beheerplan een nauwkeuriger vaststelling van de gevolgen van de aanwijzing voor bestaande activiteiten kan plaatsvinden. Daarnaast brengt artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 met zich dat een vergunning op grond van die wet nodig is, indien sprake is van een project dat, of andere handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Of bepaalde activiteiten, zoals de agrarische activiteiten van [appellant sub 1], in het beheerplan kunnen worden vrijgesteld van de vergunningplicht of een vergunning, indien vereist, zal kunnen worden verleend, kan niet in een aanwijzingsbesluit worden vastgesteld, maar dient in het beheerplan of in het kader van de aanvraag van een vergunning te worden bepaald. Gelet daarop heeft de staatssecretaris het bestreden besluit kunnen vaststellen zonder dat inzichtelijk is in hoeverre de aanwijzing gevolgen heeft voor bestaande en nieuwe activiteiten en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de agrarische activiteiten van [appellant sub 1].
Het betoog faalt.
4. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van Campo Mere B.V.
5. Campo Mere B.V. is eigenaar en beheerder van het landgoed rondom Kasteel Mheer. In het bestreden besluit is het aangewezen gebied met ongeveer 11 hectare uitgebreid ten opzichte van de aanmelding van het deelgebied Hoogbos als onderdeel van het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" in 2003. Van de gronden waarmee het gebied is uitgebreid, is ongeveer 10 hectare eigendom van Campo Mere B.V. Deze gronden zijn grotendeels in gebruik voor productiebossen.
6. Campo Mere B.V. betoogt dat haar gronden ten onrechte zijn aangewezen voor de soort het vliegend hert (H1083), omdat de aanwezigheid van deze soort in het gebied niet is aangetoond. Hiertoe verwijst zij naar het rapport "Vliegend hert in Limburg, actieplan 2006-2010" van EIS-Nederland (hierna: het rapport), waaruit volgens haar blijkt dat het vliegend hert in het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" nooit is waargenomen. Voorts wijst zij erop dat aanwijzing van een gebied voor een soort alleen op basis van relevante actuele wetenschappelijke gegevens kan geschieden, en dat de enige recente waarnemingen van het vliegend hert in het deelgebied Hoogbos alleen zijn gestaafd door meldingen van wandelaars en hobbyisten op internet. Volgens Campo Mere B.V. vormen dergelijke waarnemingen geen wetenschappelijke basis voor een aanwijzing van het gebied voor deze soort.
Daarnaast betoogt Campo Mere B.V. dat ook als de soort het vliegend hert in het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" zou voorkomen, dit niet betekent dat het gebied ook voor die soort moet worden aangewezen, nu het gebied voor de soort het vliegend hert niet tot de vijf belangrijkste gebieden behoort.
6.1. De staatssecretaris stelt dat het rapport waar Campo Mere B.V. naar verwijst verouderd is en dat de aanwezigheid van het vliegend hert in het gebied is vastgesteld. In dit verband wijst hij erop dat incidentele waarnemingen van de soort een beeld kunnen geven van de verspreiding van een soort, indien deze zijn gevalideerd door EIS. Via een website waarop waarnemingen van diersoorten kunnen worden geregistreerd zijn verschillende waarnemingen van het vliegend hert in en rond het gebied "Noorbeemden en Hoogbos", waaronder het deelgebied Hoogbos, gemeld. Deze waarnemingen zijn onder meer aan de hand van foto’s gevalideerd door EIS.
6.2. In hetgeen Campo Mere B.V. dienaangaande heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door de staatssecretaris vermelde gevalideerde waarnemingen onvoldoende informatie bieden over het voorkomen van het vliegend hert in en rond het gebied "Noorbeemden en Hoogbos". Gelet hierop heeft de staatssecretaris er van kunnen uitgaan dat de soort het vliegend hert voorkomt in het gebied "Noorbeemden en Hoogbos".
Het aangewezen gebied sluit aan bij het Belgische Habitatrichtlijngebied "Voerstreek". Het gebied "Voerstreek" is eveneens aangewezen voor de soort het vliegend hert. Weliswaar behoort het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" niet tot de vijf belangrijkste gebieden voor de soort het vliegend hert, maar omdat het leefgebied van die soort zich uitstrekt over zowel het Nederlandse als het Belgische gebied, heeft de staatssecretaris op goede gronden het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" voor die soort kunnen aanwijzen.
Volgens de bij het aanwijzingsbesluit behorende Nota van Toelichting is het deelgebied Hoogbos, waarbinnen de gronden van Campo Mere B.V. zijn gelegen, uitgebreid met ongeveer 11 hectare bestaande natuur vanwege het voorkomen van de soort het vliegend hert. Nu wat betreft het deelgebied Hoogbos de definitieve begrenzing is gewijzigd ten opzichte van de aanmelding van het deelgebied Hoogbos als onderdeel van het gebied "Noorbeemden en Hoogbos", is het in beginsel aan de staatssecretaris om dergelijke wijzigingen van de begrenzing op basis van een ecologisch criterium te motiveren. De gronden waarmee het gebied is uitgebreid, waartoe de gronden van Campo Mere B.V. behoren, bestaan hoofdzakelijk uit een afwisseling van bos en graslanden. De soort het vliegend hert verplaatst zich langs bosranden en lijnvormige landschapselementen, zoals die op die gronden voorkomen, aldus de staatssecretaris. Nu, zoals hiervoor is overwogen, de staatssecretaris ervan heeft kunnen uitgaan dat de soort het vliegend hert voorkomt in en rond het deelgebied Hoogbos, heeft de staatssecretaris er dan ook van kunnen uitgaan dat het leefgebied van de soort het vliegend hert zich tevens uitstrekt tot de gronden waarmee het deelgebied Hoogbos ten opzichte van de aanmelding is uitgebreid, waartoe de gronden van Campo Mere B.V. behoren. De staatssecretaris heeft het deelgebied Hoogbos dan ook met 11 hectare, waaronder de gronden van Campo Mere B.V., mogen uitbreiden vanwege het voorkomen van de soort het vliegend hert.
Het betoog faalt.
7. Voorts voert Campo Mere B.V. aan dat de 11 hectare waarmee het gebied is uitgebreid, in het bestreden besluit ten onrechte zijn aangewezen voor het habitattype eiken-haagbeukbossen [heuvelland] (H9160B). Hiertoe wijst Campo Mere B.V. erop dat dit habitattype niet of slechts op kleine oppervlakken aanwezig is.
In dit verband betoogt Campo Mere B.V. dat volgens de definitie van een eiken-haagbeukbos in het Profielendocument van september 2008 geen enkel deel van het bos op haar perceel als eiken-haagbeukbos kan worden aangemerkt. Hiertoe wijst zij erop dat in het Profielendocument van september 2008 wordt opgemerkt dat eiken-haagbeukbossen worden gekenmerkt door een boomlaag van zomereiken en haagbeuken, dat bossen op Carpinion-standplaatsen waarin exoten domineren niet tot het habitattype worden gerekend en dat eiken-haagbeukbossen een optimale functionele omvang hebben vanaf tientallen hectares. Hierbij voert Campo Mere B.V. aan dat de tekst van het Profielendocument in maart 2009 uitsluitend is aangepast ten behoeve van de aanwijzing van het deelgebied Hoogbos als onderdeel van het gebied "Noorbeemden en Hoogbos".
Verder betoogt Campo Mere B.V. dat het deelgebied Hoogbos alleen had moeten worden aangewezen voor het habitattype eiken-haagbeukbossen [heuvelland] (H9160B) als het deelgebied tot de drie belangrijkste gebieden voor dat habitattype behoort, hetgeen niet het geval is, en dat het aanwijzingsbesluit in zoverre niet in overeenstemming is met het Verantwoordingsdocument uit mei 2003. In dit verband wijst Campo Mere B.V. erop dat volgens het concept-beheerplan in het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" geen goed ontwikkelde voorbeelden van eiken-haagbeukbossen te vinden zijn, dat niet wordt voldaan aan de vereiste minimumoppervlakte van 10 hectare voor een habitattype en dat de aanwezige kleine bospercelen niet als eiken-haagbeukbossen kunnen worden aangemerkt.
7.1. De staatssecretaris stelt dat bij het aanwijzingsbesluit van het meest recente Profielendocument is uitgegaan, waarin andere kenmerken van eiken-haagbeukbossen zijn opgenomen dan in de versie van het Profielendocument waar Campo Mere B.V. naar verwijst. Verder stelt hij dat de aanwezigheid van het vliegend hert in het deelgebied Hoogbos in samenhang met de aanwezigheid van die soort in het Belgische Natura 2000-gebied aan de andere kant van de grens tot aanwijzing van het gebied heeft geleid, en dat het gebied daarom ook voor andere habitattypen en soorten kon worden aangewezen.
7.2. Het Profielendocument voor het habitattype H9160 (eiken-haagbeukbossen) van 1 september 2008 is door middel van een erratum van 24 maart 2009 aangepast.
In het aangepaste Profielendocument zijn de kenmerken waar Campo Mere B.V. naar verwijst niet langer opgenomen. Deze aanpassing doet aan de rechtmatigheid van het aanwijzingsbesluit niet af. Uit de bij het Profielendocument behorende leeswijzer volgt dat om vast te kunnen stellen of een habitattype voorkomt, moet worden voldaan aan het minimumoppervlak dat per habitattype is vastgesteld. Voor habitattype H9160 (eiken-haagbeukbossen) geldt een minimumoppervlakte van 0,1 hectare.
Nu wat betreft het deelgebied Hoogbos de definitieve begrenzing is gewijzigd ten opzichte van de aanmelding van het deelgebied Hoogbos als onderdeel van het gebied "Noorbeemden en Hoogbos", overweegt de Afdeling dat het in beginsel aan de staatssecretaris is om dergelijke wijzigingen van de begrenzing op basis van een ecologisch criterium te motiveren. De staatssecretaris heeft onweersproken gesteld dat in het deelgebied Hoogbos twee bosjes van 0,13 en 0,44 hectare aanwezig zijn. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich onder verwijzing naar de nieuwste versie van het Profielendocument op het standpunt kunnen stellen dat het habitattype H9160 (eiken-haagbeukbossen) op de gronden van Campo Mere B.V. aanwezig is. De staatssecretaris heeft het deelgebied Hoogbos dan ook met 11 hectare mogen uitbreiden vanwege het voorkomen van het habitattype H9160 (eiken-haagbeukbossen), waarvoor het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" is aangewezen.
De betogen falen.
8. Tot slot voert Campo Mere B.V. aan dat in het gebied van ongeveer 11 hectare waarmee het deelgebied Hoogbos in het aanwijzingsbesluit is uitgebreid, graslandpercelen zijn opgenomen die voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Volgens haar is ten onrechte niet onderzocht of deze percelen moeten worden aangewezen.
8.1. De staatssecretaris heeft toegelicht dat de graslandpercelen deel uitmaken van het leefgebied van de soort het vliegend hert en dat de graslandpercelen daarom ook zijn aangewezen. Zoals hiervoor is overwogen heeft de staatssecretaris ervan kunnen uitgaan dat het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" deel uitmaakt van het leefgebied van het vliegend hert. De staatssecretaris heeft de graslandpercelen, die in het gebied "Noorbeemden en Hoogbos" zijn gelegen, dan ook op goede gronden aangewezen.
Ten aanzien van het betoog van Campo Mere B.V. dat de aanwijzing van haar graslandpercelen een beperking van de agrarische gebruiksmogelijkheden van die percelen met zich kan brengen, wordt het volgende overwogen. Eerst in een beheerplan kan een nauwkeuriger vaststelling van de gevolgen van de aanwijzing voor bestaande activiteiten plaatsvinden. Daarnaast brengt artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 met zich dat een vergunning op grond van die wet nodig is, indien sprake is van een project dat, of andere handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Of bepaalde activiteiten, zoals de agrarische activiteiten op de graslandpercelen van Campo Mere B.V., in het beheerplan kunnen worden vrijgesteld van de vergunningplicht of een vergunning, indien vereist, zal kunnen worden verleend, kan niet in een aanwijzingsbesluit worden vastgesteld, maar dient in het beheerplan of in het kader van de aanvraag van een vergunning te worden bepaald. Gelet daarop heeft de staatssecretaris zonder dat inzichtelijk is in hoeverre de aanwijzing gevolgen heeft voor bestaande en nieuwe activiteiten en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de agrarische activiteiten op de graslandpercelen van Campo Mere B.V., het bestreden besluit kunnen nemen.
Het betoog faalt.
9. Het beroep van Campo Mere B.V. is ongegrond.
Conclusie
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
579-726.