ECLI:NL:RVS:2014:2251

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
201402639/2/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot vreemdeling uit China

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 10 september 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 4 maart 2014 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter overwoog dat het verzoek was gericht op het voorkomen van beëindiging van verstrekkingen gedurende de behandeling van het hoger beroep. De vreemdeling stelde dat hij bij terugkeer naar China een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De voorzitter concludeerde dat de beoordeling van deze grief nader onderzoek vereiste, wat niet goed in deze procedure kon worden gedaan. Gezien het spoedeisende belang besloot de voorzitter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

In de beslissing werd bepaald dat de verstrekkingen niet beëindigd mochten worden totdat er op het hoger beroep was beslist. Daarnaast werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling, tot een bedrag van € 487,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201402639/2/V4.
Datum uitspraak: 6 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker]
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 maart 2014 in zaak nr. 13/25890 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 4 maart 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de verstrekkingen worden beëindigd gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2. De in hoger beroep voorgedragen grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar China een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De beoordeling van deze grief vergt nader onderzoek, waartoe deze procedure zich niet goed leent. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, ziet de voorzitter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzitter acht termen aanwezig om de staatssecretaris op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de verstrekkingen niet zullen worden beëindigd, totdat op het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep is beslist;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Van Loon
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2014
284-781.