ECLI:NL:RVS:2014:2251
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot vreemdeling uit China
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 10 september 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 4 maart 2014 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzitter overwoog dat het verzoek was gericht op het voorkomen van beëindiging van verstrekkingen gedurende de behandeling van het hoger beroep. De vreemdeling stelde dat hij bij terugkeer naar China een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De voorzitter concludeerde dat de beoordeling van deze grief nader onderzoek vereiste, wat niet goed in deze procedure kon worden gedaan. Gezien het spoedeisende belang besloot de voorzitter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
In de beslissing werd bepaald dat de verstrekkingen niet beëindigd mochten worden totdat er op het hoger beroep was beslist. Daarnaast werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling, tot een bedrag van € 487,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.