ECLI:NL:RVS:2014:225

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201305314/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor anti-hagelgenerator in Dreumel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 mei 2013, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal ongegrond werd verklaard. Het college had op 8 juni 2012 een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een container ten behoeve van een anti-hagelgenerator op een perceel in Dreumel. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door het college op 18 december 2012, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 december 2013.

Tijdens de zitting is [appellante] vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. A. Stoelwinder en J.E. Kersten. Ook [belanghebbende] was aanwezig, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. D. Pool en mr. P.M.M. de Bont. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat het bouwwerk niet in strijd was met het bestemmingsplan, ondanks de bezwaren van [appellante].

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen bevestigd dat het bouwplan voorziet in een bouwwerk met een hoogte van 5,59 meter, wat binnen de toegestane bouwhoogte valt. Het betoog van [appellante] dat het college ten onrechte geen gebruiksvoorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden, werd eveneens verworpen. De rechtbank had terecht overwogen dat de door [appellante] gewenste voorschriften niet aan de omgevingsvergunning voor het bouwen konden worden verbonden, aangezien deze betrekking hadden op het gebruik van het bouwwerk. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.

Uitspraak

201305314/1/A1.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Dreumel, gemeente West Maas en Waal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 mei 2013 in zaak nr. 13/960 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2012 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een container ten behoeve van een anti-hagelgenerator op het perceel [locatie] te Dreumel.
Bij besluit van 18 december 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Stoelwinder, werkzaam bij de Omgevingsdienst Rivierenland, en J.E. Kersten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. D. Pool en mr. P.M.M. de Bont, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet blijkens de bij het besluit van 8 juni 2012 behorende bouwtekening van 26 april 2012 in een container met daarop een pijp ten behoeve van een anti-hagelgenerator. Uit deze tekening blijkt dat het voorziene bouwwerk een hoogte heeft van 5,59 m.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied integrale herziening" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied".
Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, wordt onder gebouw verstaan: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte(n) vormt.
Ingevolge artikel 1, tweede lid, voor zover hier van belang, wordt onder bedrijfsgebouw verstaan: een gebouw ten behoeve van een bedrijf.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, zijn op het agrarische bouwperceel uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan:
1. bedrijfsgebouwen met een maximale hoogte van 12 m;
2. […]
3. […]
4. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder sleufsilo's en mestopslagplaatsen met een maximale hoogte van 6 m.
3. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 18 december 2012 voor vernietiging in aanmerking komt, nu het in werking hebben van een anti-hagelgenerator sinds 1 januari 2013 een omgevingsvergunningplichtige activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is ter zitting ingetrokken.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwwerk aangemerkt kan worden als een gebouw als bedoeld in het bestemmingsplan. Zij voert hiertoe aan dat het bouwwerk eenvoudig te verplaatsen is en het bouwwerk niet te betreden is. Hierdoor heeft de rechtbank niet onderkend dat het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, nu het bouwwerk hoger is dan de ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, sub 4, van de planvoorschriften toegestane maximale hoogte van 6 m, aldus [appellante].
4.1. Daargelaten of het bouwplan voorziet in een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gebouw, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bouwplan blijkens de bij de aanvraag behorende bouwtekening voorziet in een bouwwerk met een hoogte van 5,59 m. Het college dient op grondslag van deze aanvraag te beslissen en heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het bouwwerk niet in strijd is met artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, sub 1 en 4, van de planvoorschriften. Dat het bouwwerk hoger is dan de op de bouwtekening vermelde hoogte van 5,59 m en derhalve is gebouwd in afwijking van de verleende bouwvergunning is in deze procedure niet aan de orde, nu dit een kwestie van handhaving is.
Het betoog faalt.
5. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte geen voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden die het gebruik van het bouwwerk beperken. Zij voert hiertoe aan dat het college maatwerkvoorschriften heeft gesteld waaruit volgt dat de anti-hagelgenerator uitsluitend in de periode tussen 1 april en 1 oktober mag worden gebruikt.
5.1. Ingevolge artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo, voor zover hier van belang, worden aan een omgevingsvergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20 van de Wabo.
5.2. De aan de orde zijnde omgevingsvergunning is uitsluitend verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. De door [appellante] gewenste voorschriften zien niet op het bouwen, maar op het gebruik. Gelet op artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo heeft de rechtbank terecht overwogen dat de door [appellante] gewenste voorschriften niet aan de omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden verbonden.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
270-700.