ECLI:NL:RVS:2014:2230

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
201309471/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering intrekking sloopvergunning door college aan stichting Woonstad Rotterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 september 2013. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 14 september 2012 geweigerd om de aan stichting Woonstad Rotterdam verleende sloopvergunning voor een pand in [plaats] in te trekken. [Appellant], die op dat moment huurder en bewoner van het pand was, verzocht om intrekking van de vergunning. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond en handhaafde de sloopvergunning. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van [appellant] op 5 september 2013 ongegrond.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn gronden tegen de uitspraak van de rechtbank aangevoerd. De stichting Woonstad Rotterdam heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 19 mei 2014 ter zitting behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling overweegt dat [appellant] ten tijde van de besluiten van het college huurder was van het pand, maar in november 2013 is verhuisd. Hierdoor heeft [appellant] geen belang meer bij een oordeel over de door hem aangevoerde gronden tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201309471/1/A1.
Datum uitspraak: 18 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 september 2013 in zaak nr. 12/5007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord, thans zijn rechtsopvolger het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna beide: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2012 heeft het college geweigerd om te voldoen aan het verzoek van [appellant] om de aan stichting Woonstad Rotterdam (hierna: de stichting) verleende sloopvergunning, voor zover die ziet op het pand [locatie] te [plaats] (hierna: het pand), in te trekken.
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit, onder wijziging van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 5 september 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de stichting een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting ter behandeling aan de orde gesteld op 19 mei 2014.
Overwegingen
1. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt.
2. Bij het besluit waarvan [appellant] om intrekking heeft verzocht, heeft het college aan de stichting vergunning verleend voor het slopen van onder meer het pand. Ten tijde van de besluiten van 14 september 2012 en 23 oktober 2012, waarbij het college heeft geweigerd om aan zijn verzoek om intrekking van die vergunning te voldoen, en de aangevallen uitspraak, was [appellant] huurder en bewoner van dat pand. In november 2013 is [appellant] verhuisd naar de [locatie a] te [plaats]. Onder deze omstandigheid kan niet worden staande gehouden dat [appellant] nog belang heeft bij een oordeel van de Afdeling over de door hem aangevoerde gronden tegen de aangevallen uitspraak.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014
414-713.