ECLI:NL:RVS:2014:2191

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
201307217/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Echt-Susteren en de juridische toetsing van de plangrens

Op 18 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied Echt-Susteren". Dit bestemmingsplan werd op 27 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Echt-Susteren. Appellanten, waaronder [appellant sub 1] en de besloten vennootschap Xella Kalkzandsteenfabriek "De Hazelaar" B.V., hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De kern van de zaak betreft de vaststelling van de plangrens en de toekenning van de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen". De appellanten betogen dat bepaalde percelen ten onrechte niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen, wat hen zou benadelen in hun bedrijfsvoering.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling oordeelt dat de plangrens, zoals vastgesteld door de raad, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit komt voort uit het feit dat de begrenzing van het plan niet in overeenstemming is met de ruimtelijke samenhang van de betrokken percelen. De Afdeling heeft het beroep van [appellant sub 1] en Xella Kalkzandsteenfabriek "De Hazelaar" gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd voor de onderdelen die betrekking hebben op de plangrens en de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen".

De raad is opgedragen om binnen 26 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde planonderdeel en om binnen vier weken de aanduiding in het elektronisch vastgestelde plan te verwerken. De overige beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zijn ongegrond verklaard. De raad is tevens veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

201307217/1/R3.
Datum uitspraak: 18 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Sint Odiliënberg, gemeente Roerdalen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Xella Kalkzandsteenfabriek "De Hazelaar" B.V. (hierna: De Hazelaar), gevestigd te Koningsbosch, gemeente Echt-Susteren,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 3] Transport B.V. (hierna: [appellant sub 3] ), gevestigd te Sint Joost, gemeente Echt-Susteren,
4. de vennootschap onder firma [appellant sub 4] V.O.F., gevestigd te Susteren, gemeente Echt-Susteren, en anderen (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Echt-Susteren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], De Hazelaar, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Hazelaar en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2014, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. P.M.E.P.J. Joosten, De Hazelaar, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.J.A. Sigmond en [gemachtigde], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.A. Koopman, en de raad, vertegenwoordigd door drs. O.G.W. Meuwissen en drs. M.P.W. Brienissen-Sterkenburg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. [appellant sub 1] betoogt dat het perceel [locatie 1] te Echt, kadastraal bekend als [.. ….], ten onrechte niet in het plan is opgenomen. Het perceel met bedrijfsbebouwing voor een melkveehouderij maakt samen met een deel van het bijbehorend weiland deel uit van het bestemmingsplan "Echt Stedelijk Gebied 2013", waarin het een agrarische bestemming heeft zonder bouwblok. Het resterende deel van het weiland en 30 hectare aansluitende cultuurgrond behoren wel tot het plangebied van het plan. [appellant sub 1] stelt dat de gehele agrarische bedrijfslocatie thuishoort in het bestemmingsplan voor het buitengebied en moet worden voorzien van een agrarisch bouwblok. De aankondiging van de raad om in een herziening van het bestemmingsplan "Echt Stedelijk Gebied 2013" alsnog een agrarisch bouwblok voor de bedrijfsgebouwen op te nemen neemt niet het bezwaar weg dat op de bedrijfslocatie thans twee bestemmingsplannen van toepassing zijn met verschillende toetsingskaders en zonder bouwmogelijkheden.
2.1. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Niet in geschil is dat de bedrijfsgebouwen aan de [locatie 1] met het bijbehorende weiland en de aangrenzende cultuurgrond tot dezelfde agrarische bedrijfskavel behoren. Tussen deze onderdelen bestaat dan ook een ruimtelijke samenhang. De begrenzing van het plan, als gevolg waarvan een deel van de bedrijfskavel buiten het plangebied is komen te liggen, miskent deze samenhang. De plangrens strookt ook niet met het uitgangspunt voor de begrenzing van het plangebied zoals opgenomen in paragraaf 1.3 van de plantoelichting, dat inhoudt dat agrarisch gebied altijd tot het buitengebied behoort.
De raad heeft in de zienswijzennota gemotiveerd dat er geen aanleiding is het buiten de plangrens gelegen deel van de bedrijfskavel met de bedrijfsgebouwen op te nemen in het plan voor het buitengebied omdat er geen agrarisch bouwvlak is, doch in het verweerschrift heeft de raad erkend dat aan het agrarische bedrijf een agrarisch bouwvlak had moeten worden toegekend. Weliswaar heeft het buiten de plangrens vallende deel van de bedrijfskavel in het bestemmingsplan "Echt Stedelijk Gebied 2013" ook een agrarische bestemming, doch deze planregeling wijkt, zo heeft de raad ter zitting erkend, af van de op het agrarisch gebruik toegesneden planregels van het bestemmingsplan voor het buitengebied, zoals die op het resterende deel van de bedrijfskavel van toepassing zijn.
Gelet op het voorgaande is de plangrens in zoverre vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt.
3. [appellant sub 1] betoogt dat in het plan aan een deel van de cultuurgrond behorend bij haar bedrijf ten onrechte de gebiedsaanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen" (hierna: POG) is toegekend. Nu een nieuwe begrenzing van de POG uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg uit 2006 (hierna: POL 2006) aanstaande is, is het onredelijk de indicatieve begrenzing uit dat plan over te nemen in het bestemmingsplan. De aanduiding leidt tot beperkingen in het gebruik van de gronden en tot onnodige kosten. Om te voorkomen dat de POG in het nieuwe POL na herijking afwijkt van de gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan had in de planregels volgens [appellant sub 1] moeten worden volstaan met een verwijzing naar het geldende provinciale beleid.
3.1. De gebiedsaanduiding POG is overgenomen uit het geldende POL 2006 en bestrijkt zoekgebieden als buffer voor aantastingen van de Ecologische Hoofdstructuur. De POG is ook onderdeel van de zogeheten "ecologische ladder" uit de "Structuurvisie Echt-Susteren 2025 Ontwikkelen met kwaliteit" zoals door de raad op 18 december 2012 is vastgesteld (hierna: de Structuurvisie).
Nu de POG ten tijde van het bestreden besluit nog niet was aangepast en ook de Structuurvisie nog uitging van de zonering uit 2006, heeft de raad voor de aanduiding in redelijkheid bij de begrenzing uit het geldende POL 2006 kunnen aansluiten. Een verwijzing in de planregels naar het geldende provinciale beleid zoals [appellant sub 1] wenst zou in strijd zijn met de rechtszekerheid, omdat daaruit niet zonder meer blijkt welk beleid van toepassing is en bij wijziging van het provinciale beleid ook de gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan kan veranderen, zonder dat daar een bestemmingsplanprocedure aan vooraf is gegaan.
Het betoog faalt.
4. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de plangrens op het perceel [locatie 1] te Echt, zoals die op de bij deze uitspraak behorende kaart is weergegeven, is genomen in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 1] te worden veroordeeld.
Het beroep van De Hazelaar
7. De Hazelaar komt op tegen de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen" ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding "Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid 1" ten noorden van de zandwinplas langs de Kerkstraat te Koningsbosch, waar een uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten is beoogd. De aanduiding en de bijbehorende vergunningplicht is voor de uitbreiding van de zandwinplas onnodig beperkend. Nu voor de gronden reeds een ontgrondingsvergunning is verleend is er geen aanleiding een aanduiding ter bescherming van natuurwaarden op te nemen en had deze, net als elders op de bedrijfslocatie, verwijderd moeten worden.
7.1. De raad stelt in het verweerschrift dat ter plaatse bij de vaststelling van het plan ten onrechte de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen" is gehandhaafd. Gelet hierop is het bestreden besluit naar het oordeel van de Afdeling in zoverre onzorgvuldig voorbereid.
Het betoog slaagt.
8. De Hazelaar komt op tegen de vaststelling van artikel 7, lid 7.4, van de planregels voor zover daarin voor het afwijken van de bouwregels de voorwaarde wordt gesteld dat wordt voldaan aan de kwaliteitseisen volgens de tabel in artikel 37, lid 37.3, van de planregels. Het zogeheten Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals dat is vastgesteld door het college van gedeputeerde staten van Limburg en waarop deze planregels zijn gebaseerd, dwingt niet tot het stellen van kwaliteitseisen op de bedrijfsgronden van De Hazelaar, nu het bedrijfsterrein reeds zestig jaar bestaat, geheel is verhard en volledig in gebruik is voor bedrijfsdoeleinden. Een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing leidt derhalve niet tot meer ruimtebeslag en een inbreuk op het buitengebied.
8.1. Ingevolge artikel 7, lid 7.4, van de planregels kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in sublid 7.2.1 sub a.1, sublid 7.2.1. sub b1 en sublid 7.2.1. sub c, ten behoeve van respectievelijk het vergroten van het bebouwingspercentage van het bouwvlak, waarvan het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 60%, tot 80%, het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak met maximaal 20% ten behoeve van de bedrijfsgebouwen op het adres Saeffelderstraat 10, het bouwen van gebouwen met een totale oppervlakte van maximaal 750 m2, en het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - grondstoffenwinning 2", mits:
1. voor de vergroting een bedrijfseconomische en/of technische noodzaak bestaat;
2. (…);
3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 37, lid 37.3;
Ingevolge artikel 37, lid 37.3, is het burgemeester en wethouders bevoegd medewerking te verlenen aan de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkings- en wijzigingsregels, onder de voorwaarde dat naast de reeds in de betreffende regels opgenomen voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de van toepassing zijnde "Kwaliteitsbijdrage" zoals nader omschreven in de bijbehorende tabel. Volgens die tabel moet voor wat betreft uitbreiding in het buitengebied van niet aan het buitengebied gebonden bedrijven, bij uitbreiding binnen het bouwvlak, rekening worden gehouden met specifieke kenmerken van het landschap zoals omschreven in Bijlage 3, Landschapstypen en kenmerken en, bij uitbreiding buiten het bouwvlak, voldoen aan het pakket Basiskwaliteit Plus zoals bedoeld in artikel 37, lid 37.2.3,
Ingevolge artikel 37, lid 37.2.3. dient wanneer het pakket "Basiskwaliteit Plus" van toepassing is de volgende kwaliteit gerealiseerd te worden:
1. De uitbreiding van de bebouwing dient landschappelijk en ruimtelijk te worden ingepast aan de hand van een inpassingsplan. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3 Landschapstypen en kenmerken.
2. Voorzieningen ter voorkoming van problematiek op het gebied van hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/verharding. Afhankelijk van de situatie kan dat infiltratie of retentie zijn.
3. Eén of meerdere van de onderstaande kwaliteitsverbeterende maatregelen - nader omschreven bij het van toepassing zijnde landschapstype in Bijlage 3 Landschapstypen en kenmerken - mag danwel mogen onderdeel uitmaken van de te realiseren kwaliteitsverbetering:
a. realisering nieuw groen, landschap en herstel cultuurhistorie;
b. lijnvormige beplantingselementen;
c. erfbeplantingen;
d. natuurontwikkeling;
e. ontwikkelen landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
f. recreatieve ontsluiting;
g. verwijderen bebouwing;
h. saneren bedrijfsbebouwing;
i. stimuleren vernatting;
j. overgang kern-buitengebied;
k. andere nog niet genoemde maatregelen die de initiatiefnemer in de betreffende situatie kan treffen.
Verdiscontering kan plaatsvinden met eerder gerealiseerde landschappelijke en ruimtelijke inpassingen.
8.2. Volgens het bestreden besluit zijn de kwaliteitsregels gebaseerd op het Limburgs Kwaliteitsmenu als onderdeel van de aanvulling op het POL en door de raad vertaald in de Structuurvisie.
Dat, naar De Hazelaar stelt, het bedrijf reeds sinds 1964 in het buitengebied is gevestigd en het bestemmingsplan voornamelijk een conserverend karakter heeft, laat onverlet dat uitbreidingen daarvan moeten voldoen aan het geldende beleid voor bebouwing in het buitengebied. De langdurige aanwezigheid van het bedrijf in het buitengebied en de verkoop van gemeentegrond aan De Hazelaar bieden, anders dan gesteld, ook geen grond voor het oordeel dat de bedrijfsbebouwing niet is te beschouwen als "niet aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid" als bedoeld in artikel 37, lid 37.3, van de planregels. De raad heeft zich met verwijzing naar de Structuurvisie in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfsgebouwen van de kalkzandsteenfabriek ook elders op een regulier bedrijventerrein kunnen plaatsvinden.
Volgens paragraaf 5.2 van het Limburgs Kwaliteitsmenu is het kenmerkende voor de ontwikkelingen waarvoor dit kwaliteitsmenu geldt dat het (nieuwe) functies zijn die een nieuw ruimtebeslag leggen op het "maagdelijke" buitengebied en/of met nieuwe verstening en verglazing gepaard gaan. Het kwaliteitsmenu geldt gelet hierop derhalve ook voor uitbreidingen binnen bestaande functies. Dat het bedrijfsterrein van De Hazelaar reeds volledig in gebruik is doet er niet aan af dat een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing leidt tot nieuwe verstening.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de vereiste kwaliteitsbijdrage in de artikelen 7, lid 7.4, en 37, lid 37.3, van de planregels, voor zover van toepassing op uitbreiding van bedrijfsgebouwen binnen de bedrijfsbestemming op de percelen van De Hazelaar, in overeenstemming is met het provinciale en gemeentelijke beleid.
De toepasselijkheid van de kwaliteitsbijdrage in voornoemde artikelen leidt er niet toe dat bij toekomstige uitbreidingen steeds moet worden gemotiveerd waarom deze niet buiten het buitengebied kunnen worden gerealiseerd, zoals De Hazelaar veronderstelt.
Het betoog faalt.
9. In hetgeen De Hazelaar heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen" ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding "Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid 1" ten noorden van de zandwinplas langs de Kerkstraat te Koningsbosch, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
10. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
11. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van De Hazelaar te worden veroordeeld.
Het beroep van [appellant sub 3]
12. Het beroep van [appellant sub 3], voor zover gericht tegen de vaststelling van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" bij de bestemming "Bedrijf" op het perceel [locatie 2] te Sint Joost, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze over dit plandeel. Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is in zoverre niet ontvankelijk.
Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. Nu de zienswijze van [appellant sub 3] betrekking had op het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden-Natuur- en landschapswaarden" en de aanduiding "parkeerterrein" kan de raad niet gevolgd worden in zijn standpunt de beroepsgronden over dit plandeel niet kenbaar zijn gemaakt tijdens de zienswijzenperiode en het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.
13. [appellant sub 3] komt op tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden-Natuur- en landschapswaarden" en de aanduiding "parkeerterrein" voor het perceel [locatie 2] te Sint-Joost, en tegen de vaststelling van artikel 38, lid 38.3, van de planregels.
Omdat een deel van de aldaar aanwezige bedrijfsbebouwing en sleufsilo’s in het voorheen geldende bestemmingsplan net als in dit plan buiten het bouwvlak zijn gehouden en daarmee andermaal onder het overgangsrecht zijn gebracht, hadden deze bouwwerken in dit plan als zodanig moeten worden bestemd.
Een passende herbestemming van de locatie voor het transportbedrijf ontbreekt, omdat voorbij wordt gegaan aan de feitelijke en vergunde situatie. Voor zover het transportbedrijf naast een bedrijfsbestemming voor het aangrenzend deel van het perceel ook een agrarische bestemming heeft gekregen met een bouwvlak en een persoonsgebonden parkeeraanduiding is het plan beperkend voor de bedrijfsvoering. De agrarische bestemming staat vergunningverlening voor (verbouw van) bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning ten behoeve van het transportbedrijf in de weg.
Verder is in het bestreden besluit ten onrechte geoordeeld dat een aanduiding "parkeerterrein", als mogelijk onderdeel van de doeleindenomschrijving van de agrarische bestemming, een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is die in een afzonderlijke procedure moet worden afgewogen. Het parkeerterrein is onderdeel van een vergunde bedrijfslocatie die onder eerdere bestemmingsplannen onder het overgangsrecht is gebracht en thans als zodanig moet worden bestemd.
Het onder het persoonsgebonden overgangsrecht vallende gebruik van het parkeerterrein heeft grote gevolgen voor het voortbestaan van het bedrijf en haar werknemers, omdat bedrijfsverplaatsing economisch onverantwoord is. De keuze voor persoonsgebonden overgangsrecht is enkel gebaseerd op een overleg uit 2008, waaruit in het bestreden besluit ten onechte de conclusie word getrokken dat het bedrijf geen opvolgers heeft.
Het persoonsgebonden overgangsrecht is volgens [appellant sub 3] bovendien gekoppeld aan een natuurlijke persoon die het bedrijf niet vertegenwoordigt. Voorts is de einddatum en daarmee het bestaan van het transportbedrijf verbonden aan de pensioengerechtigde leeftijd van [appellant sub 3] die in de planregels, in afwijking van de algemeen geldende pensioengerechtigde leeftijd, is bepaald op 65 jaar. Verder ontbreekt op de digitale verbeelding een doorgeleiding naar artikel 38, lid 38.3, van de planregels. Dat is in strijd met de rechtszekerheid, aldus [appellant sub 3].
13.1. Ingevolge artikel 5, lid 5.2, onder 5.2.2., sub b, van de planregels is bestaande bebouwing voor zover deze legaal tot stand is gekomen binnen de gehele bestemming toegestaan. Het betoog dat een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing en sleufsilo’s, voor zover legaal aanwezig, niet als zodanig is bestemd mist feitelijke grondslag.
13.2. Uit het verweerschrift volgt dat het feitelijk gebruik van de bedrijfslocatie volgens de milieuvergunning voor het transportbedrijf uit 1995 grotendeels onder de bedrijfsbestemming is gebracht. Het gebruik van het naastgelegen en thans in geding zijnde perceel als parkeerterrein voor het transportbedrijf maakte geen onderdeel uit van de milieuvergunning. Voor dit gebruik is ook nimmer planologische toestemming verleend. Het perceel had volgens het voorheen geldende "Algemeen bestemmingsplan" van de voormalige gemeente Maasbracht een agrarisch bouwvlak. Het onder dat plan aangevangen gebruik als parkeerterrein voor een transportbedrijf valt daarmee ook niet onder het gebruiksovergangsrecht zoals door [appellant sub 3] is gesteld. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanspraak bestaat op een positieve bestemming van het illegale gebruik als parkeerterrein.
Volgens de raad is een uitbreiding van het transportbedrijf gelet op de Structuurvisie niet wenselijk en is gekozen voor persoonsgebonden overgangsrecht om [appellant sub 3] tegemoet te komen. In de Structuurvisie staat dat bij bestaande niet-agrarische en milieubelastende bedrijven die zich in het buitengebied hebben gevestigd en daar niet thuishoren (bijvoorbeeld transportbedrijven) wordt gestreefd naar bedrijfsverplaatsing.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een definitieve herbestemming van het perceel als parkeerterrein voor het transportbedrijf zich niet verdraagt het gemeentelijke beleid. Voorts heeft de raad met verwijzing naar dat beleid voor het bestaande gebruik van het perceel als parkeerterrein een overgangsregeling in het plan kunnen opnemen. Daarbij heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het op termijn beëindigen van de overlast van het vrachtverkeer ter plaatse dan aan de voortzetting van de illegaal aangevangen parkeeractiviteiten op de huidige locatie. Ten aanzien van de keuze van de raad om het gebruik van het perceel als parkeerterrein onder het persoonsgebonden overgangsrecht te brengen overweegt de Afdeling als volgt.
13.3. Ingevolge artikel 3.2.3 van het Bro kan, indien toepassing van het overeenkomstig artikel 3.2.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan gronden opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Ingevolge artikel 38, lid 38.3, van de planregels is ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" op het adres [locatie 2] in Sint Joost een parkeerplaats toegestaan voor het stallen van vrachtwagens, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt [appellant sub 3] tot 16 maart 2018.
13.4. De raad heeft beleidsvrijheid in het formuleren van het persoonsgebonden overgangsrecht. Niet in geschil is dat [appellant sub 3] eigenaar is van het betreffende perceel en de gronden in gebruik geeft aan het transportbedrijf, van welke vennootschap zijn echtgenote bestuurder is. Artikel 38, lid 38.3, van de planregels richt zich tot hem als ingebruikgever van het perceel met het oog op beëindiging op termijn van de met het bestemmingsplan strijdige situatie en is daarmee niet in strijd met artikel 3.2.3. van het Bro.
Uit het verweerschrift en de toelichting ter zitting volgt dat de raad voor het vaststellen van de einddatum van het gebruik van het parkeerterrein de verwachte pensioengerechtigde leeftijd van [appellant sub 3], die enige betrokkenheid bij het bedrijf heeft, als uitgangspunt heeft genomen en niet het tijdstip waarop het bedrijf ophoudt te bestaan. De overgangsperiode is alleen bedoeld om [appellant sub 3] enigszins respijt te geven, doch is er niet op gericht de illegale parkeeractiviteiten toe te staan zolang het transportbedrijf bestaat. Voorts heeft de raad zich bereid verklaard in een planherziening de einddatum in artikel 38, lid 38.3, te verlengen tot 16 maart 2020 indien aangetoond kan worden dat [appellant sub 3] met 67 jaar met pensioen gaat.
Met het ontbreken van een technisch doorgeleiding naar de planregels bij het raadplegen van de digitale verbeelding is geen wettelijk voorschrift geschonden. Op de digitale verbeelding heeft het perceel mede de aanduiding "parkeerterrein" en in artikel 38, lid 38.3, van de planregels worden daaraan voorschriften verbonden.
De conclusie is dat artikel 38, lid 38.3, van de planregels niet in strijd is met artikel 3.2.3 van het Bro en artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog faalt.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 3], voor het overige, ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van [appellant sub 4]
16. [appellant sub 4] betoogt dat het agrarisch bouwvlak ter plaatse van het perceel [locatie 3] te Susteren ten onrechte niet is vergroot ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het bedrijf en het realiseren van een bedrijfswoning. De raad is bekend met concrete plannen daarvoor.
16.1. Volgens de zienswijzennota is het bouwvlak gelijk aan het bouwvlak in het voorheen geldende plan. Uitsluitend op basis van onderzoek en een ruimtelijke onderbouwing, met inachtneming van de uitgangspunten zoals verwoord in een brief van het college van burgemeester en wethouders van 1 juli 2008, is de raad bereid aan uitbreidingsplannen medewerking te verlenen. Daarvoor zijn in het plan flexibiliteitsbepalingen opgenomen, waarbij onder voorwaarden uitbreiding van het bouwvlak kan plaatsvinden. Aan die voorwaarden was ten tijde van het bestreden besluit volgens de raad niet voldaan. De zienswijze heeft in zoverre niet geleid tot een wijziging van het plan. [appellant sub 4] heeft geen redenen naar voren gebracht waarom de weerlegging van de zienswijze in zoverre onjuist is.
Het betoog faalt.
17. [appellant sub 4] betoogt dat de agrarische bouwvlakken behorend bij de percelen [locatie 3] en [.] aan de wegzijde ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan zijn verkleind. Daardoor kunnen tussen de bedrijfsgebouwen en de weg geen bouwwerken zoals voersilo’s, een weegbrug, een hygiënesluis en een wasplaats meer worden gebouwd, hetgeen een beperking is van de bedrijfsvoering.
17.1. Zoals de raad in het verweerschrift heeft aangegeven mochten op het gedeelte tussen de bedrijfsgebouwen en de weg in het voorheen geldende plan uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gerealiseerd en is deze mogelijkheid ook in het nu voorliggende plan opgenomen, door ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouw zijnde" op te nemen.
Het betoog mist feitelijke grondslag.
18. [appellant sub 4] komt op tegen de vaststelling van het plandeel met de aanduiding "intensieve veehouderij" ter plaatse van het perceel [locatie 4] te Susteren. Het bouwblok is, anders dan in het voorheen geldende plan, niet langer gekoppeld aan de intensieve veehouderij op het perceel [locatie 5], waardoor het plan leidt tot nieuwvestiging van intensieve veehouderij in strijd met het gemeentelijke en provinciale beleid.
18.1. Volgens de zienswijzennota wordt een koppeling van beide bouwblokken niet langer noodzakelijk geacht. De bouwmogelijkheden zijn volgens de raad dezelfde gebleven.
18.2. De bestaande intensieve veehouderijbedrijven buiten het zogeheten Reconstructieplangebied, waartoe ook de locatie [locatie 4] behoort, worden volgens paragraaf 4.4.3. van de plantoelichting beschouwd als bedrijven gelegen in het verwevingsgebied. Niet in geschil is dat nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden volgens het POL 2006 en de Structuurvisie niet is toegestaan.
Volgens de begrippenlijst in bijlage 3 van de Structuurvisie wordt onder nieuwvestiging verstaan: de projectie van een bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwblok respectievelijk de projectie van een bestemmingsvlak voor een functie die volgens het ter plaatse vigerende bestemmingsplan niet is toegestaan.
Vast staat dat het perceel [locatie 4] in het voorheen geldende bestemmingsplan reeds een agrarisch bouwblok voor intensieve veehouderij had. Het nu voorliggende plan voorziet derhalve niet in een nieuw bouwblok. Ter zitting heeft de raad bovendien onweersproken gesteld dat op het perceel reeds intensieve veehouderij was toegestaan voordat de bouwblokken van [locatie 4] en [locatie 5] aan elkaar werden gekoppeld. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de ontkoppeling van beide bouwblokken niet in strijd is met het provinciale en gemeentelijke beleid.
Het betoog faalt.
19. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 4] ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 3] Transport B.V., voor zover gericht tegen de vaststelling van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" op het perceel [locatie 2] te Sint-Joost, niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en Xella Kalkzandsteenfabriek De Hazelaar B.V. gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 27 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Echt-Susteren" is vastgesteld, voor zover het betreft:
a. de vaststelling van de plangrens op het perceel [locatie 1] te Echt, zoals die op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 is weergegeven;
b. de aanduiding "provinciale ontwikkelingszone groen" ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding "Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid 1" ten noorden van de zandwinplas langs de Kerkstraat te Koningsbosch;
IV. draagt de raad van de gemeente Echt-Susteren op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor het onder III.a. vernietigde planonderdeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V. draagt de raad van de gemeente Echt-Susteren op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III.b. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. verklaart de beroepen van [appellant sub 3] Transport B.V. voor het overige en van [appellant sub 4] V.O.F. en anderen ongegrond;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Echt-Susteren tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Echt-Susteren tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Xella Kalkzandsteenfabriek De Hazelaar B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Echt-Susteren aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor Xella Kalkzandsteenfabriek De Hazelaar B.V. vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014
429.