201304593/2/R3.
Datum uitspraak: 18 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Udenhout, gemeente Tilburg,
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te Udenhout, gemeente Tilburg (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
3. [appellant sub 3], wonend te Udenhout, gemeente Tilburg,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 3] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2013, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, en de raad, vertegenwoordigd door mr. X.D. de Boer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 13 november 2013, in zaak nr. 201304593/1/R3 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 18 maart 2013 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 27 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012" gewijzigd om de gebreken die in de tussenuitspraak zijn genoemd te herstellen.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben hiervan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 18 maart 2013, voor zover het betreft de vaststelling van de aanduiding "bouwvlak" op het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" aan de [locatie 1] te Udenhout, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit van 18 maart 2013 in zoverre dient te worden vernietigd.
4. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak met betrekking tot het beroep van [appellant sub 1] de raad opgedragen een nieuw plan vast te stellen voor het bouwvlak op het perceel van [appellant sub 1] aan de [locatie 1], overeenkomstig de ter zitting getoonde en overeengekomen figuur 2 van de bijlage bij het beroepschrift van [appellant sub 1].
4.1. Bij het besluit van 27 januari 2014 heeft de raad het plan zodanig gewijzigd dat de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse overeenkomt met de hiervoor genoemde figuur. [appellant sub 1] heeft in zijn zienswijze naar aanleiding van dit besluit te kennen gegeven in te stemmen met het besluit.
4.2. De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 27 januari 2014 geheel is tegemoetgekomen aan het beroep van [appellant sub 1]. Derhalve heeft hij geen belang bij een beroep tegen dat besluit en is zijn beroep, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, niet van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 27 januari 2014.
Het beroep van [appellant sub 2]
5. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 18 maart 2013, voor zover het betreft de vaststelling van de aanduiding "maximum oppervlakte (m²) = 400" op het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" aan de [locatie 2] te Udenhout op de elektronisch vastgestelde verbeelding, is genomen in strijd met de rechtszekerheid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit van 18 maart 2013 in zoverre dient te worden vernietigd.
6. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak met betrekking tot het beroep van [appellant sub 2] de raad opgedragen een nieuw plan vast te stellen voor de aanduiding "maximum oppervlakte (m²) = 1400" op het perceel van [appellant sub 2] aan de [locatie 2], zoals die aanduiding was opgenomen op de verbeelding van het ontwerpplan.
6.1. Bij het besluit van 27 januari 2014 heeft de raad het plan gewijzigd, zodat het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" aan de [locatie 2] te Udenhout de aanduiding "maximum oppervlakte (m²) = 1400" heeft.
[appellant sub 2] heeft naar aanleiding hiervan een zienswijze naar voren gebracht. Hij voert aan dat op de verbeelding nog altijd een onjuiste aanduiding is opgenomen voor zijn perceel, nu ten onrechte de 1 van het getal 1400 niet is opgenomen. Volgens [appellant sub 2] is voorts de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding die is gepubliceerd op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl, niet te zien.
6.2. De Afdeling stelt vast dat op de bij het besluit van 27 januari 2014 behorende elektronisch vastgestelde verbeelding op het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" op het perceel van [appellant sub 2] aan de [locatie 2] de aanduiding "maximale oppervlakte (m²) = 1400" is opgenomen. Het betoog dat daarin ten onrechte de 1 van 1400 niet is opgenomen mist feitelijke grondslag. Voor zover [appellant sub 2] stelt dat de maatvoeringsaanduiding niet op de verbeelding op de landelijke voorziening www.ruimtelijkplannen.nl te zien is, overweegt de Afdeling dat dit ziet op de technische systematiek van de voorziening, waarbij de detailinformatie van een locatie, waaronder de aanduidingen, in een apart venster op het scherm wordt getoond en niet in de verbeelding zelf. Die omstandigheid maakt niet dat de raad de betreffende aanduiding niet of onjuist heeft toegekend aan het plandeel. Het betoog faalt.
6.3. Gelet op het voorgaande is het van rechtswege ontstane beroep tegen het bestreden besluit van 27 januari 2014 ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
7. Gelet op hetgeen is overwogen in 5.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 18 maart 2013, voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch", voor zover gelegen ter plaatse van de bestaande schuur direct ten noorden van [locatie 3] te Udenhout, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
8. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak met betrekking tot het beroep van [appellant sub 3] de raad opgedragen een nieuw plan vast te stellen voor een gekoppeld bestemmingsvlak met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met een bouwvlak ter plaatse van de voornoemde schuur.
8.1. Bij het besluit van 27 januari 2014 heeft de raad het plan gewijzigd, waarbij aan de gronden ter plaatse van de bestaande schuur de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is toegekend. Voorts is tweemaal de aanduiding "koppelteken" opgenomen tussen dit plandeel en de plandelen met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" behorend bij het bedrijf van [appellant sub 3] aan de [locatie 4] te Udenhout. Ingevolge artikel 4, lid 4.2.2, onder a, van de planregels geldt, indien geen bouwvlak is aangegeven, het bestemmingsvlak als zodanig.
8.2. [appellant sub 3] heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 3] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 27 januari 2014. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
Proceskosten
9. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] dient de raad op hierna te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Tilburg van 18 maart 2013, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012" is vastgesteld, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Tilburg van 18 maart 2013, voornoemd, voor zover het betreft de vaststelling van:
a. de aanduiding "bouwvlak" op het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" aan de [locatie 1] te Udenhout;
b. de aanduiding "maximum oppervlakte (m²) = 400" op het plandeel met de bestemming "Wonen - Buitengebied" aan de [locatie 2] te Udenhout op de elektronisch vastgestelde verbeelding;
c. het plandeel met de bestemming "Agrarisch", voor zover gelegen ter plaatse van de bestaande schuur direct ten noorden van [locatie 3] te Udenhout;
III. verklaart de beroepen van [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] tegen het besluit van de raad van de gemeente Tilburg van 27 januari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012" is gewijzigd, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Tilburg tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten als volgt:
a. aan [appellanten sub 2] een bedrag van € 730,50 (zegge: zevenhonderddertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. aan [appellant sub 3] een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Tilburg aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt:
a. ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1];
b. ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellanten sub 2], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
c. ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 3].
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. ten Wolde, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Ten Wolde
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014
715.