201303724/1/A2.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 29 maart 2013 in zaak nr. 12/3813 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst).
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2011 heeft de Belastingdienst het aan [appellante] over het jaar 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 11 juli 2012 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2014, waar [appellante], en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 5 februari 2006 heeft [appellante] een aanvraag om kinderopvangtoeslag voor berekeningsjaar 2006 ingediend. Zij heeft daarbij verzocht de kinderopvangtoeslag uit te betalen op de bankrekening van [gastouderbureau]. Deze aanvraag wordt mede geacht te zijn gedaan voor de daaropvolgende jaren. Aan [appellante] zijn in 2009 voorschotten kinderopvangtoeslag verleend.
Bij besluit van 20 april 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 juli 2012, heeft de Belastingdienst het toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 herzien en vastgesteld op nihil.
De kinderopvangtoeslag voor berekeningsjaar 2009 is bij besluit van 6 maart 2012, dat in deze procedure geen voorwerp van geschil is, door de Belastingdienst - definitief - vastgesteld op nihil.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag ten onrechte op nihil heeft gesteld. Zij voert aan dat zij in 2009 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang bij de gastouder en daarvan kosten heeft gehad.
2.1. Ter zitting bij de Afdeling heeft de vertegenwoordiger van de Belastingdienst toegezegd dat de kinderopvangtoeslag voor berekeningsjaar 2009 alsnog aan [appellante] zal worden toegekend aan de hand van de in de procedure bij de rechtbank overgelegde jaaropgaven van het gastouderbureau. Daartoe zal het besluit van 6 maart 2012 worden herzien, zo is ter zitting verklaard.
Gelet hierop is het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 ten onrechte bij besluit van 20 april 2011, gehandhaafd bij besluit van 11 juli 2012, op nihil vastgesteld.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 juli 2012 van de Belastingdienst alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het primaire besluit van 20 april 2011 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 29 maart 2013 in zaak nr. 12/3813;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 11 juli 2012, kenmerk BOB KOT;
V. herroept het besluit van 20 april 2011, kenmerk 1312.11.717.T.09.0.0601;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
710.