201400839/4/R3.
Datum uitspraak: 6 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Son, gemeente Son en Breugel,
en
de raad van de gemeente Son en Breugel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Evenementen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2014, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. E.A.W. Driest en ir. D.J. Suverkropp, en de raad, vertegenwoordigd door D.G.M.W. Hulsen en O.G. Schook, beiden werkzaam bij de gemeente, en door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan is een aanvulling op enkele bestemmingsplannen in Son en Breugel en voorziet in een planologische regeling voor evenementen.
3. [verzoekers], die wonen aan de [locatie], richten zich met hun verzoek tegen de planregeling die ziet op het houden van evenementen op het Kerkplein. Zij stellen onaanvaardbare geluid- en verkeersoverlast te zullen ondervinden van de ingevolge de planregels toegestane evenementen ter plaatse van het Kerkplein. Ter zitting hebben [verzoekers] toegelicht in beginsel geen bezwaren te hebben tegen evenementen op het Kerkplein, maar dat volgens hen het aantal dagen waarop de evenementen mogen worden gehouden in het plan onvoldoende is beperkt en dat ten onrechte geen beperkingen zijn opgenomen voor het produceren van versterkt geluid. Voorts hebben zij toegelicht geen bezwaren te hebben tegen het houden van de jaarlijkse kermis en de jaarmarkt, maar dat ook voor deze evenementen ten onrechte geen beperkingen zijn opgenomen voor het produceren van versterkt geluid. Volgens [verzoekers] heeft de raad de gevolgen van het plan ten onrechte niet onderzocht, nu een akoestisch onderzoek en een verkeersonderzoek ontbreken. Voorts heeft de raad zich volgens hen ten onrechte op het standpunt gesteld dat het plan slechts in beperkte mate extra evenementen toestaat.
4. De raad betwist dat met het verzoek van [verzoekers] een spoedeisend belang is gemoeid. Daartoe wijst hij erop dat de bestaande situatie als zodanig is bestemd en zich geen onomkeerbare gevolgen zullen voordoen.
4.1. In het naast het thans voorliggende plan van toepassing zijnde bestemmingsplan "Son Centrum" is aan het Kerkplein de bestemming "Verkeer" toegekend. Ingevolge de planregels van dat bestemmingsplan is, zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 mei 2012 in zaak nr. 201107387/1/R3, het houden van evenementen ter plaatse niet toegestaan. Nu het thans voorliggende plan de grondslag biedt voor het verlenen van evenementenvergunningen en evenementen op korte termijn zullen worden gehouden, acht de voorzitter het spoedeisend belang bij het verzoek van [verzoekers] gegeven. Dat, zoals de raad stelt, bij een eventuele vernietiging in de bodemprocedure het gebruik van het Kerkplein voor evenementen kan worden gestaakt, doet aan het voorgaande niet af. De door [verzoekers] gevreesde overlast zou dan immers al kunnen zijn ondervonden.
5. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestaande gebruik van het Kerkplein als evenemententerrein in het plan is vastgelegd. Nu de meeste evenementen al jaren op het Kerkplein worden gehouden, ligt een beperking volgens de raad niet voor de hand. Gelet op het in beperkte mate toestaan van extra evenementen met een incidenteel karakter op locaties waar al evenementen worden gehouden, kan volgens de raad het verrichten van onderzoek naar de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat en de parkeer- en verkeersdruk achterwege blijven. In de plantoelichting staat dat de parkeerbehoefte vanwege de evenementen kan worden opgevangen in de bestaande infrastructuur, nu de evenementen niet op parkeerterreinen worden gehouden. Voorts is volgens de raad niet eerder gebleken dat de evenementen leiden tot parkeer- en verkeersoverlast. Volgens de raad is een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd door in het plan regels te stellen aan de aard, omvang en de duur van de evenementen. Daarnaast worden de geluidnormen, eindtijden en verkeersmaatregelen geregeld in de APV en het evenementenbeleid. Aan genoemde geluidnormen kan volgens de raad worden voldaan. De raad heeft bij zijn belangenafweging een groot gewicht toegekend aan het belang bij het houden van evenementen binnen de gemeente. Voorts hadden [verzoekers] volgens de raad bij de aankoop van hun woning kunnen voorzien dat zij gelet op de ligging van deze woning in het centrum enige overlast van evenementen zouden kunnen ervaren. Voorts is verplaatsing van de te houden evenementen naar andere locaties, zo heeft de raad ter zitting toegelicht, feitelijk en financieel niet mogelijk.
6. Aan het Kerkplein is de gebiedsaanduiding "evenemententerrein - 1" toegekend.
Ingevolge artikel 1 van de planregels wordt in de planregels verstaan onder:
- evenement: een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
- evenement categorie A: een lokaal evenement met maximaal 5.000 bezoekers per dag.
- evenement categorie B: een lokaal evenement met maximaal 500 bezoekers per dag.
- jaarmarkt: een toeristisch-recreatief evenement al dan niet in combinatie met de verkoop van goederen/producten met maximaal 10.000 bezoekers per dag, dat eens per jaar plaatsvindt.
- lokaal evenement: een evenement dat qua karakter, uitstraling en werving voornamelijk gericht is op bezoekers uit de gemeente Son en Breugel.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder f, wordt aan de regels van het bestemmingsplan "Son Centrum" toegevoegd:
(…)
3. aan artikel 10 (Verkeer), lid 10.1:
een nieuw sub i, inhoudende:
i. evenementen categorie B onder de volgende voorwaarde:
1. het aantal evenementen categorie B op het Kerkplein mag niet meer bedragen dan 20 per jaar met een maximumduur van 2 dagen inclusief opbouw- en afbouwdagen per evenement.
4. een nieuw artikel 21A (Algemene aanduidingsregels), inhoudende:
Ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein - 1" zijn toegestaan:
(…)
b. de jaarmarkt;
c. tevens evenementen categorie A onder de volgende voorwaarden:
1. Het aantal evenementen categorie A mag niet meer bedragen dan 12 per jaar met een duur van maximaal 5 dagen per evenement, inclusief opbouw- en afbouwdagen, met dien verstande dat het Kerkplein bij maximaal 9 evenementen categorie A mag worden betrokken.
2. In afwijking van het bepaalde sub 1. mag de duur van:
- activiteiten in het kader van de winter-, kerst- en nieuwjaarsperiode (bijvoorbeeld mobiele ijsbaan of kerstmarkt), inclusief opbouw- en afbouwdagen, maximaal 36 dagen bedragen;
- activiteiten ten behoeve van carnaval in Son in een feesttent, inclusief opbouw- en afbouwdagen, maximaal 36 dagen bedragen;
- de kermis, inclusief opbouw- en afbouwdagen, maximaal 11 dagen bedragen.
7. De voorzitter neemt op grond van hetgeen partijen ter zitting hebben gesteld tot uitgangspunt dat ingevolge het plan ter plaatse van het Kerkplein 153 dagen per jaar evenementen zijn toegestaan, waarbij geen bepalingen zijn opgenomen wat betreft het ten gehore brengen van muziek of het gebruik van versterkt geluid. Zoals de Afdeling heeft overwogen in genoemde uitspraak van 23 mei 2012, zijn evenementen in het bestemmingsplan "Son Centrum" niet toegestaan. Het thans voorliggende plan voorziet derhalve voor het eerst in genoemde evenementen.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is een beoordeling nodig op basis van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. In dit geval zijn voor die beoordeling onder meer het aantal, de aard en de omvang van de voorziene evenementen en de in dat kader te verwachten parkeer- en verkeersdruk van belang. De raad heeft naar het oordeel van de voorzitter evenwel niet inzichtelijk gemaakt dat een beoordeling heeft plaatsgevonden van de te verwachten geluidbelasting en de te verwachten parkeer- en verkeersdruk ten gevolge van de toegestane evenementen ter plaatse van het Kerkplein op basis van de maximale mogelijkheden van het plan. De stelling van de raad dat dit onderzoek achterwege kan blijven, gelet op het in beperkte mate toestaan van extra evenementen met een incidenteel karakter op de bestaande locaties, kan niet worden gevolgd. Nu dit plan voor het eerst 153 dagen per jaar evenementen ter plaatse van het Kerkplein toestaat, doet zich niet de situatie voor van het in beperkte mate toestaan van extra evenementen met een incidenteel karakter. De stelling van de raad dat het houden van evenementen in het verleden niet tot parkeer- of verkeersoverlast heeft geleid en dat bij de reeds gehouden evenementen werd voldaan aan de geluidnormen in de APV, doet, wat daar ook van zij, hier niet aan af. De raad heeft geen concreet inzicht kunnen verschaffen in de bij eerder op het Kerkplein gehouden evenementen opgetreden parkeer- en verkeersdruk in verhouding tot de te verwachten druk ten gevolge van de aldaar in het plan voorziene evenementen. Voorts is, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 19 februari 2012 in zaak nr. 201002029/1/T2, een evenementenvergunning ingevolge de APV met name ingegeven uit het oogpunt van handhaving van de openbare orde en is een APV geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement of een evenemententerrein. Aan de omstandigheden dat een evenementenvergunning op grond van de APV nodig is en bij de in het verleden verleende vergunningen aan de opgelegde geluidnorm werd voldaan, kan dan ook niet de zekerheid worden ontleend dat alleen evenementen worden gehouden die vanuit planologisch oogpunt aanvaardbaar zijn. Ook aan het Evenementenbeleid kan die zekerheid niet worden ontleend, reeds omdat de daarin neergelegde uitgangspunten niet in rechte afdwingbaar zijn.
De voorzitter acht het gelet op het voorgaande niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de raad het plan voor zover bestreden, heeft vastgesteld in strijd met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid.
8. In het verweer van de raad ter zitting dat de beroepsgrond van [verzoekers] over de parkeerbehoefte afstuit op het relativiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:69a van de Awb, omdat zij parkeren op eigen terrein, ziet de voorzitter geen aanleiding het verzoek af te wijzen. Daarbij is onder meer van belang dat het relativiteitsvereiste aan [verzoekers] naar verwachting niet zal worden tegengeworpen, omdat zij aanvoeren overlast te ondervinden van wildparkeren in de nabijheid van hun woning ten gevolge van onvoldoende parkeergelegenheid bij evenementen.
9. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor zover bestreden, gedeeltelijk te schorsen. Daarbij ziet de voorzitter in de omstandigheden van dit geval aanleiding een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat een aantal evenementen doorgang kan vinden met een beperking van de productie van versterkt geluid. Voorts kan bij wijze van voorlopige voorziening de kermis, die vanaf 13 juni 2014 plaatsvindt, doorgang vinden.
De voorzitter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding te trachten de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Deze behandeling zal naar verwachting in het najaar kunnen plaatsvinden.
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Son en Breugel van 31 oktober 2013, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Evenementen", voor zover het betreft de vaststelling van:
a. artikel 3, onder f, sub 3, van de planregels, wat betreft artikel 10, lid 10.1, sub i, onder 1, van de planregels van het bestemmingsplan "Son Centrum";
b. artikel 3, onder f, sub 4, van de planregels, wat betreft artikel 21A, onder b en c, van de planregels van het bestemmingsplan "Son Centrum", voor zover daarbij evenementen op het Kerkplein zijn toegestaan;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat:
- de kermis dit jaar, inclusief opbouw- en afbouwdagen, maximaal 11 dagen mag plaatsvinden;
- de jaarmarkt dit jaar mag plaatsvinden, met dien verstande dat alleen tussen 10.00 en 24.00 uur versterkt geluid mag worden geproduceerd;
- het aantal overige dit jaar nog te houden evenementen categorie A op het Kerkplein, inclusief opbouw- en afbouwdagen, in totaal niet meer mag bedragen dan 40 dagen, met dien verstande dat alleen tussen 10.00 en 24.00 uur versterkt geluid mag worden geproduceerd;
- het aantal dit jaar nog te houden evenementen categorie B op het Kerkplein, inclusief opbouw- en afbouwdagen, in totaal niet meer mag bedragen dan 10 dagen met dien verstande dat alleen tussen 10.00 en 24.00 uur versterkt geluid mag worden geproduceerd;
III. wijst het verzoek voor het overige af;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Son en Breugel tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Son en Breugel aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2014
177-653.