201303745/1/A2.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 14 maart 2013 in zaak nr. 12/5235 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 3 mei 2012 heeft de raad de aanvraag van [appellante] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2014, de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam aldaar, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) wordt rechtsbijstand op basis van een toevoeging, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 500,00.
2. Aan het besluit van 3 mei 2012, gehandhaafd bij besluit van 16 oktober 2012, heeft de raad ten grondslag gelegd dat het op geld waardeerbare belang van de zaak beneden een bedrag van € 500,00 blijft.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het op geld waardeerbare belang van de zaak boven een bedrag van € 500,00 ligt. Het belang is gelegen in het betwisten van de bevoegdheid van haar energieleverancier Nuon incassokosten in rekening te brengen en uit de in hoger beroep overgelegde specificatie blijkt dat die incassokosten meer dan € 500,00 bedragen, aldus [appellante].
3.1. Anders dan de raad in het verweerschrift aanvoert kan de specificatie, die binnen de grenzen van de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgrond blijft, worden meegenomen bij de beoordeling van het geschil in hoger beroep. Evenwel blijkt uit de specificatie niet dat het op geld waardeerbare belang van de zaak een bedrag van € 500,00 te boven gaat. Met de specificatie heeft [appellante] slechts aannemelijk gemaakt dat Nuon een bedrag van € 400,00 aan incassokosten in rekening heeft gebracht. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat, zoals zij stelt, het succesvol betwisten van deze kosten leidt tot aanpassing van de kosten die het incassobureau daarnaast in rekening heeft gebracht. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat het belang van de zaak beneden een bedrag van € 500,00 blijft.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
47-799.