201307898/1/R1.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
2. [appellant sub 2], wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
3. [appellant sub 3], wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
4. [appellant sub 4] en [appellante sub 4 B] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
en
de raad van de gemeente Rijssen-Holten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Wonen Holten" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], en de raad, vertegenwoordigd door C. van Bart, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - Karakteristiek" voor het perceel gelegen aan de [locatie 1].
[appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte niet aan een deel van het perceel een bedrijfsbestemming heeft toegekend. [appellant sub 1] voert hiertoe aan dat op het perceel een schuur aanwezig is waar hij zijn bedrijfsmaterialen wil opslaan. Volgens [appellant sub 1] is het perceel gelegen aan de rand van een woongebied en zijn geen ruimtelijke belemmeringen aanwezig die zich tegen een bedrijfsbestemming verzetten.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een bedrijfsbestemming niet past binnen het woongebied waar de woning is gelegen. Volgens de raad kan het opnemen van een bedrijfsbestemming bovendien tot gevolg hebben dat hier in de toekomst andere, meer milieubelastende activiteiten dan opslag worden uitgevoerd.
2.2. Vast staat dat het perceel aan de [locatie 1] is gelegen in een woongebied aan de rand van Holten. Het perceel ligt in een rij percelen die allemaal als "Wonen - Karakteristiek" zijn bestemd. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant sub 1] gewenste bedrijfsbestemming hier niet passend is. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voor de bedrijfsvoering van het bedrijf van [appellant sub 1] niet noodzakelijk is om de materialen op het perceel op te slaan. Het bedrijf van [appellant sub 1] is niet gevestigd op het perceel. [appellant sub 1] heeft niet gemotiveerd dat hij de bedrijfsmaterialen niet elders kan opslaan. De enkele reden dat het perceel Oranjestraat dicht bij de uitvalsweg richting de A1 is gelegen, leidt niet tot een ander oordeel. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omstandigheid dat het perceel logistieke voordelen oplevert, niet betekent dat de opslag niet op een andere locatie kan plaatsvinden. Het betoog faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
3. Het beroep richt zich tegen de plandelen voor de woonwijk 'De Liessen'.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij geen onderscheidend belang heeft. [appellant sub 2] woont op het perceel aan het [locatie 2] in de woonwijk 'De Liessen'. [appellant sub 2] richt zich tegen de plandelen in de directe omgeving van zijn woning. Anders dan de raad betoogt, heeft [appellant sub 2] hiermee een eigen belang, dat hem onderscheidt van anderen die niet wonen in deze woonwijk.
4. [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte een deel van de groenbestemmingen uit het plan heeft verwijderd ten opzichte van het voorgaande plan. Volgens [appellant sub 2] zijn de groenbestemmingen eenvoudig te realiseren en vergen deze weinig onderhoud. [appellant sub 2] betoogt dat de raad voorts ten onrechte heeft voorzien in een toename van bouwmogelijkheden. Verder betoogt [appellant sub 2] dat ten onrechte niet is geregeld dat bebouwing dient te worden gerealiseerd op een afstand van minimaal 5 m van de openbare ruimte. [appellant sub 2] voert hiertoe aan dat als gevolg hiervan de ruimtelijke kwaliteit van de wijk afneemt. [appellant sub 2] betoogt voorts dat de raad ten onrechte het beeldkwaliteitsplan heeft ingetrokken.
4.1.1. De raad stelt zich op het standpunt dat alle belangrijke stukken groen in dit plan als zodanig zijn bestemd. Als gevolg van een andere technische wijze van bestemmen zijn de tuinbestemmingen opgenomen in de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak. Volgens de raad is slechts op twee plaatsen een groenbestemming weggehaald, namelijk een smalle strook aan de Aurelia en een smalle strook aan het Koolwitje. Voorts zijn volgens de raad de bouwvlakken in het plan vergroot, maar zijn de feitelijke bouwmogelijkheden niet toegenomen. Voorts is volgens de raad in het plan door de situering van de bouwvlakken gewaarborgd dat binnen een afstand van 5 m van de openbare ruimte niet kan worden gebouwd.
4.1.2. Anders dan [appellant sub 2] betoogt, zijn vrijwel alle groenbestemmingen uit het voorgaande plan "De Liessen" in dit plan eveneens als zodanig bestemd. De tuinbestemmingen uit het voorgaande plan zijn in dit plan opgenomen binnen de woonbestemming, buiten het bouwvlak. De bouwmogelijkheden die hiervoor gelden zijn evenwel vergelijkbaar, zodat anders dan [appellant sub 2] betoogt, in zoverre evenmin sprake is van het verwijderen van groenvoorzieningen ten opzichte van het voorgaande plan. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat slechts twee smalle stroken "Groen" uit het plan zijn gehaald. Dat dit volgens [appellant sub 2] zou leiden tot een afname van de ruimtelijke kwaliteit van de woonwijk, betekent niet dat de raad hiertoe niet in redelijkheid heeft kunnen overgaan. Het betoog faalt.
4.1.3. Vast staat voorts dat op enkele plaatsen de bouwvlakken van de woonbestemmingen zijn vergroot. De raad heeft evenwel toegelicht dat de bouwmogelijkheden binnen de bouwvlakken niet zijn toegenomen. [appellant sub 2] heeft zijn stelling dat het plan voorziet in ruimere bouwmogelijkheden niet geconcretiseerd, zodat deze reeds hierom niet kan slagen. Het betoog faalt.
4.1.4. Anders dan [appellant sub 2] verder betoogt, bevat het voorgaande plan "De Liessen" geen regel dat bebouwing op een afstand van minimaal 5 m van de openbare ruimte moest worden gebouwd. Door de situering van de tuinbestemmingen was het evenwel niet mogelijk om bebouwing direct aan de openbare weg op te richten. Zoals reeds is overwogen in 4.1.2 zijn de tuinbestemmingen vervangen door een woonbestemming zonder bouwvlak. Zoals de raad terecht betoogt, gelden hier vergelijkbare bouwmogelijkheden, zodat geen sprake is van een toename van bouwmogelijkheden op de gronden grenzend aan het openbaar gebied. Het betoog faalt.
4.1.5. Het betoog dat de raad ten onrechte de beleidsnota 'Beeldkwaliteitsplan De Liessen' heeft ingetrokken, kan voorts niet slagen. In deze procedure staat het bestemmingsplan "Wonen Holten" ter beoordeling. Tegen het vaststellen en intrekken van beleidsnota's staat ingevolge artikel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geen beroep open. Het betoog faalt.
4.2. [appellant sub 2] betoogt voorts dat het plan ten onrechte voorziet in de nieuwbouw van 45 woningen. [appellant sub 2] voert hiertoe aan dat dit niet in overeenstemming is met het beleid van de raad, waarin staat dat maximaal 40 woningen kunnen worden toegevoegd aan de woningvoorraad.
4.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat behoefte bestaat aan de 45 woningen die ingevolge artikel 29, lid 29.7, van de planregels met toepassing van een uitwerkingsplicht binnen de bestemming "Groen - Voorlopige bestemming" kunnen worden mogelijk gemaakt.
4.2.2. Ingevolge artikel 29, lid 29.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Groen - Voorlopige bestemming" aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen en water.
Ingevolge lid 29.3 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Groen - Voorlopige bestemming" te wijzigen in de bestemming "Wonen - Uit te werken" voordat de in lid 29.4 genoemde termijn verlopen is, waarbij de in lid 29.5 genoemde definitieve bestemming in werking treedt.
Ingevolge lid 29.4 bedraagt de termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt ten hoogste 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Ingevolge lid 29.5 zijn de voor "Groen - Voorlopige bestemming" aangewezen gronden na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 29.4 met de bestemming "Wonen - Uit te werken" bestemd voor:
a. wonen, in vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen;
b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen;
c. bijbehorende voorzieningen, zoals, woonstraten, paden, water, tuinen, erven, groen- en speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
d. maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge lid 29.6 dient het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 29.7 te geschieden overeenkomstig een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan dat in werking is getreden en/of onherroepelijk is geworden.
Ingevolge lid 29.7, onder a, bedraagt het aantal woningen dat met een uitwerkingsplan mogelijk kan worden gemaakt maximaal 45.
4.2.3. In de nota 'Balanceren tussen groei in Rijssen en krimp in Holten' is een inschatting gemaakt van de woningbehoefte in ondermeer Holten. Hierin staat dat voor de woonwijk De Liessen een restcapaciteit van 40 woningen bestaat. Deze nota bevat evenwel geen regels omtrent het aantal woningen dat mag worden gebouwd. Anders dan [appellant sub 2] betoogt, is het plan in zoverre niet in strijd met het beleid opgesteld. De raad heeft toegelicht dat de woningbehoefte sinds het opstellen van de nota enigszins is verschoven. Holten kent in afwijkeling van de nota de afgelopen jaren een positief migratiesaldo. De verwachting is dat deze positieve afwijking de komende jaren doorzet. De raad heeft om die reden voorzien in 45 woningen. [appellant sub 2] heeft het standpunt van de raad niet betwist. [appellant sub 2] heeft evenmin gemotiveerd dat geen noodzaak bestaat voor deze woningen. Gelet hierop biedt hetgeen hij heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid, in afwijking van de inschatting in de nota, heeft kunnen voorzien in 45 woningen die bij uitwerkingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt. Het betoog faalt.
4.3. [appellant sub 2] betoogt verder dat binnen de planperiode geen gebruik zal worden gemaakt van de uitwerkingsplicht waarmee 45 woningen mogelijk kunnen worden gemaakt. [appellant sub 2] voert hiertoe aan dat uit stukken van de gemeente volgt dat tot 2025 in De Liessen niets zal gebeuren. Volgens [appellant sub 2] hadden de gronden met de bestemming "Groen - Voorlopige bestemming" als "Groen" moeten worden bestemd.
4.3.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat binnen de gemeente een prioritering bestaat waardoor andere bouwprojecten voorrang hebben. De eerste vijf jaar van de planperiode zal er in De Liessen waarschijnlijk niets gebeuren, om welke reden de raad ervoor heeft gekozen om een voorlopige groenbestemming in het bestemmingsplan op te nemen. Volgens de raad betekent de prioritering niet dat binnen de planperiode geen gebruik zal worden gemaakt van de uitwerkingsplicht. De raad heeft toegelicht dat in de gemeente sprake is van een groeiende vraag naar woningen. Volgens de raad heeft provinciale staten om die reden recentelijk toestemming gegeven voor de bouw van extra woningen. De raad heeft toegelicht dat de woningen die met de uitwerkingsplicht mogelijk kunnen worden gemaakt derhalve binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd. Volgens de raad zijn hierover reeds afspraken gemaakt met aannemers. [appellant sub 2] heeft deze toelichting van de raad niet gemotiveerd betwist. De door [appellant sub 2] overgelegde stukken waarin zou staan dat tot 2025 in De Liessen niets zal gebeuren leiden niet tot een ander oordeel. [appellant sub 2] heeft slechts een aantal losse pagina's van gemeentelijke stukken overgelegd, waaruit niet valt op te maken wat de juridische status hiervan is. Deze stukken bieden gelet hierop onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan het standpunt van de raad. Anders dan [appellant sub 2] betoogt, bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in een voorlopige groenbestemming en een uitwerkingsplicht voor 45 woningen op de gronden. Het betoog faalt.
4.4. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
5. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" voor een strook grond gelegen in het midden van de Holterbergweg.
[appellant sub 3] betoogt dat de raad ten onrechte niet de bestemming "Bos" aan de strook grond heeft toegekend. [appellant sub 3] voert hiertoe aan dat de strook 155 m lang is met een gemiddelde breedte van 10 m en dat hierop een groot aantal bomen staat die een landschappelijke waarde vertegenwoordigen, zodat de bestemming "Bos" hiervoor het meest toepasselijk is.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de strook grond tussen twee wegen inligt waardoor het logisch is hieraan een verkeersbestemming toe te kennen. Deze bestemming verzet zich niet tegen de huidige groene invulling. Voorts maakt deze bestemming het mogelijk om in de toekomst eventuele verkeerstechnische bouwwerken op te richten of de wegbreedte aan te passen. De bomen die op de strook staan, zijn geen specifiek beschermde bomen, aldus de raad.
5.2. Ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef en onder a, b en c, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
b. pleinen en parkeerterreinen;
c. groen- en speelvoorzieningen en water.
5.3. Vast staat dat de strook grond is gelegen tussen twee enkelbaans rijstroken van de Holterbergweg. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanwege de ligging tussen de twee rijstroken een verkeersbestemming passend is. Anders dan [appellant sub 3] betoogt, heeft de raad derhalve in redelijkheid aan de strook grond de bestemming "Verkeer - Verblijf" kunnen toekennen. De raad stelt terecht dat de huidige groenvoorzieningen ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn toegestaan, zodat deze niet zijn wegbestemd. [appellant sub 3] heeft niet betwist dat de bomen geen bijzondere bescherming genieten, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat om aan deze grond een bestemming toe te kennen waaronder de bomen meer bescherming genieten. Het betoog faalt.
5.4. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 4]
6. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - Karakteristiek" en onder meer de aanduiding "atelier" voor het perceel gelegen aan de [locatie 3].
[appellant sub 4] betoogt dat de raad ten onrechte het perceel niet voor winkeldoeleinden heeft bestemd. [appellant sub 4] voert hiertoe aan dat het perceel in het verleden als winkel is gebruikt, dat het perceel onder het voorgaande plan de bestemming "Winkels" had en dat deze functie nu onder het overgangsrecht is gebracht. Volgens [appellant sub 4] heeft het perceel als primaire functie een winkel en is het woongedeelte secundair, om welke reden geen sprake is van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten. [appellant sub 4] voert voorts aan dat het perceel in waarde daalt vanwege de bestemmingsregeling, nu de bedrijven die zich hier in de toekomst kunnen vestigen beperkt zijn. Voorts is volgens [appellant sub 4] de bestemming "Winkels" in overeenstemming met de structuurvisie. [appellant sub 4] betoogt ten slotte dat de raad geen rekening heeft gehouden met de door hem ingediende zienswijze.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de door [appellant sub 4] ingediende zienswijze bij de totstandkoming van het plan is betrokken. De raad heeft hierin evenwel geen aanleiding gezien om tot een andere bestemmingsregeling te komen. Volgens de raad had het perceel in het vorige plan de bestemming "Winkels", maar is in dit bestemmingsplan gekozen voor een bestemming overeenkomstig het feitelijk gebruik van het pand als atelier en galerie. De raad acht een winkelbestemming niet langer passend in de omgeving. Voorts wil de raad versnippering van detailhandelsfuncties in het plangebied voorkomen.
6.2. Ingevolge artikel 23, lid 23.1, onder a en d, van de planregels zijn de voor "Wonen - Karakteristiek" aangewezen gronden bestemd voor wonen en een keramiek-atelier annex galerie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "atelier".
6.3. Het betoog van [appellant sub 4] dat de raad geen rekening heeft gehouden met de door hem ingediende zienswijze slaagt niet. In de bij het bestemmingsplan behorende zienswijzenota is de door [appellant sub 4] ingediende zienswijze beantwoord.
6.4. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Dat het perceel onder het voorgaande bestemmingsplan een winkelbestemming had, betekent derhalve niet zonder meer dat de raad deze bestemming in dit bestemmingsplan had moeten overnemen.
Niet in geschil is dat het perceel ten tijde van de vaststelling van het plan in gebruik was als atelier en galerie. Voorts is niet in geschil dat het perceel ooit als winkel is gebruikt, maar dat dergelijke activiteiten hier reeds lange tijd niet meer plaatsvinden. Vast staat dat de raad in het bestemmingsplan uitsluitend het feitelijke gebruik van het perceel als atelier en galerie als zodanig heeft bestemd. Anders dan [appellant sub 4] betoogt, heeft de raad in redelijkheid kunnen voorzien in de in het bestemmingsplan opgenomen regeling. De raad heeft toegelicht dat hij thans het beleid voert om winkels zoveel mogelijk te concentreren rondom de kern van Holten. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het voorzien in een detailhandelsbestemming op het perceel niet in overeenstemming is met dit beleid. Voorts heeft [appellant sub 4] ter zitting verklaard dat hij geen concrete plannen heeft om het perceel als winkel te gebruiken, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat om van dit beleid af te wijken. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.
6.5. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
523.