201307591/1/R1.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Schagen,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Witte Paal" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2014, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. S. Aland, advocaat te Hoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.H. Moraal, S. van Putten en R. Stoop, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het bedrijventerrein Witte Paal ten zuidoosten van de kern Schagen.
3. [appellant] en anderen richten zich tegen het plandeel voor het bedrijfsverzamelgebouw aan de [locatie]. De achtertuinen van hun woningen grenzen aan het bedrijfsverzamelgebouw, dat bestaat uit 18 bedrijfsunits die verhuurd worden.
4. [appellant] en anderen betwijfelen gelet op de door hen ervaren geluidsoverlast of de door de Milieudienst Kop van Noord-Holland opgestelde inventarisatie van aanwezige bedrijven correct is. Zij menen gelet op de ervaren geluidsoverlast dat bedrijven aanwezig waren in een hogere categorie dan 1 en 2.
4.1. De raad stelt dat de bedrijvenlijst een opname van de actuele situatie aan bedrijvigheid in het bedrijfsverzamelgebouw is, welke situatie kan wijzigen doordat andere bedrijven zich in de bedrijfsunits gaan bevinden. Dit doet niets af aan de actualiteit van de inventarisatie destijds of aan de in het plan opgelegde beperkingen wat betreft de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven. Voorts is de inventarisatie beperkt tot bedrijven en zijn hobbymatige activiteiten niet opgenomen.
4.2. Ter beoordeling staan de planologische mogelijkheden ter plaatse van het bedrijfsverzamelgebouw en de geluidsoverlast die benutting van die mogelijkheden met zich kan brengen. De opgeworpen twijfel over de inventarisatie kan daar op zichzelf niet aan afdoen. De inventarisatie is een momentopname. Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen betogen dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen. Zij ondervinden doorlopend, zowel overdag als ’s avonds en in de weekenden, geluidsoverlast van de hobbymatige activiteiten die in het bedrijfsverzamelgebouw worden ontplooid. Ten onrechte is geen geluidsonderzoek verricht. Op hobbymatig gebruik van het bedrijventerrein is het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing, zodat de geluidsproductie van hobbymatige activiteiten niet kan worden gereguleerd. In het plan hadden ter zake gebruiksregels moeten worden opgenomen. Voorts is volgens [appellant] en anderen ten onrechte geen definitie van hobbymatig gebruik opgenomen in de planregels.
5.1. De raad heeft naar aanleiding van het beroepschrift alsnog een geluidsonderzoek laten uitvoeren door de Milieudienst Kop van Noord-Holland. De uitkomsten daarvan zijn neergelegd in het advies "Akoestisch onderzoek [locatie]" van 20 november 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek). Gelet daarop stelt hij zich op het standpunt dat de stelling van [appellant] en anderen dat zij meer dan 48 dB ervaren op de gevel van hun woningen juist is. Zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau overschrijdt de gestelde grenswaarden. Volgens de raad had het plan zonder daarin voor het bedrijfsverzamelgebouw het voorschrift op te nemen dat hobbymatige activiteiten enkel binnen mogen plaatsvinden met gesloten deuren en ramen, waarbij overdag (van 7.00 uur tot 19.00 uur) enkel de beperking geldt dat de activiteiten binnen dienen plaats te vinden, niet mogen worden vastgesteld. Voorts ontbreekt volgens de raad een definitie voor het hobbymatig gebruik.
5.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 1";
b. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2";
c. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1";
[…]
alsmede voor:
[…]
n. perifere detailhandel in de branches zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels onder "categorie 3", ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - perifere detailhandel categorie 3";
[…]
In de bestemming is de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, begrepen.
In de bestemming zijn:
risicovolle inrichtingen;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, met uitzondering van de bestaande bedrijven, niet toegestaan.
5.3. In het akoestisch onderzoek staat als conclusie dat omdat zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau de gestelde grenswaarden overschrijdt, kan worden geconcludeerd dat de hobbymatige werkzaamheden zoals hiervoor in het onderzoek beschreven in de avond- en nachtperiode in elk geval niet buiten kunnen plaatsvinden. Deze dienen binnen te worden uitgevoerd met gesloten ramen en deuren, aldus het advies.
5.4. De Afdeling overweegt dat de raad, door op grond van het akoestisch onderzoek ten aanzien van hobbymatige activiteiten op het perceel [locatie] nadere voorschriften wenselijk te achten, zich op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, dient te worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.
6. De raad heeft volgens [appellant] en anderen niet gemotiveerd waarom kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: de VNG-brochure). Het plan maakt het volgens hen mogelijk dat bedrijven zich op een veel te geringe afstand van de woningen kunnen vestigen.
6.1. De raad stelt dat gebruik is gemaakt van de richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure. In het akoestisch onderzoek is er vanuit gegaan dat de woningen van [appellant] en anderen zijn gelegen in gemengd gebied. Daarvan uitgaande zijn de afstanden van de voorziene bedrijvigheid tot de woningen van [appellant] en anderen in overeenstemming met de richtafstanden in de VNG-brochure, aldus de raad.
6.2. Het bedrijventerrein ter plaatse van het bedrijfsverzamelgebouw is ingedeeld in drie zones, waarbij in de zone die het dichtst bij de woningen is gelegen bedrijven tot en met categorie 1 zijn toegestaan en in de daarachter gelegen zones bedrijven tot en met categorie 2 onderscheidenlijk 3.1 zijn toegestaan.
6.3. Het bedrijfsverzamelgebouw is gevestigd op een afstand van ongeveer 11 m van de woningen van [appellant] en anderen. Bijlage 1 van de VNG-brochure geeft ten aanzien van categorie 2 voor het aspect geluid een minimale afstand van 30 m aan. Niet in geschil is dat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen sprake is van een gemengd gebied. Het standpunt van de raad dat verlaging van de richtafstand in deze situatie met één afstandsstap aanvaardbaar is, is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk te achten. Gelet hierop mag worden uitgegaan van een richtafstand van 10 m voor een bedrijf uit milieucategorie 2 en 30 m voor milieucategorie 3.1. Binnen 10 m van de woonpercelen zijn alleen bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 toegestaan, in een zone van 10 tot 30 m bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2, in een zone van 30 tot 50 bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 3.1. Aan de richtafstanden wordt in deze situatie voldaan. Hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [appellant] en anderen.
Het betoog faalt.
7. Voor zover [appellant] en anderen vrezen dat onvoldoende handhavend zal worden opgetreden ter zake van de voor bedrijfsmatige activiteiten geldende geluidsvoorschriften, overweegt de Afdeling dat de handhaving van geluidsvoorschriften in deze procedure niet aan de orde kan komen.
8. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover de in artikel 4, lid 4.1, van de planregels opgenomen zin "In de bestemming is de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, begrepen" ziet op het plandeel voor het bedrijfsverzamelgebouw aan de [locatie], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
9. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en anderen te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 25 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Witte Paal", voor zover de in artikel 4, lid 4.1, van de planregels opgenomen zin "In de bestemming is de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten, genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, begrepen" ziet op het plandeel voor het bedrijfsverzamelgebouw aan de [locatie];
III. draagt de raad van de gemeente Schagen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Schagen aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
91.