ECLI:NL:RVS:2014:2086

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201307348/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ammonslaantje-Maaldrift 2013 en beroepen van inwoners van Wassenaar

Op 10 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Wassenaar het bestemmingsplan "Ammonslaantje-Maaldrift 2013" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beroep ingesteld. De zaak is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2014. De appellanten stelden dat het bestemmingsplan in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en dat hun belangen onvoldoende waren meegewogen. De Afdeling heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het plan in strijd is met het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel. De Afdeling concludeerde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen bouwvlak toe te voegen aan het perceel van [appellant sub 1] en dat de bestemming "Recreatie" voor het perceel van [appellant sub 2] terecht was toegekend. De uitspraak werd gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat. De uitspraak vond plaats op 11 juni 2014.

Uitspraak

201307348/1/R4.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A], wonend te Wassenaar, en [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C], beiden wonend te [woonplaats], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], verblijvend te [plaats],
en
de raad van de gemeente Wassenaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammonslaantje-Maaldrift 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2014, waar [appellant sub 1], van wie [appellant sub 1C] en [appellant sub 1B] in persoon, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door S. de Smidt, en de raad, vertegenwoordigd door J. Engelbert en A. van de Poel, beiden werkzaam bij Werkorganisatie Duivenvoorde, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied begrensd door de Rijksstraatweg, het Ammonslaantje en de Maaldrift in Wassenaar. Ook een deel van de camping in de Ommedijkse Polder en enkele woningen aan de Deijlerweg te Wassenaar liggen in het plangebied.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] wil toevoeging van een bouwvlak aan het perceel gelegen naast het perceel [locatie 1] te Wassenaar. Volgens haar is met een stedenbouwkundig rapport aangetoond dat het bouwen van een nieuwe woning en het herbouwen van de bestaande woning niet leidt tot aantasting van het groene en open karakter van het gebied en dat het stedenbouwkundig patroon van extensieve bebouwing gehandhaafd kan blijven. Zij voert aan dat zij een groot belang heeft bij dit verzoek, omdat zij mantelzorg wil verlenen aan haar moeder die op het perceel [locatie 1] woont. Zij doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en op het gelijkheidsbeginsel.
3.1. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan blijkt dat de raad op 7 maart 2005 de "Structuurvisie Wassenaar, ruimtelijk toekomstbeeld voor de periode 2001-2015" heeft vastgesteld. Daaruit blijkt dat de raad voor dit gebied streeft naar het behoud van openheid. De Afdeling overweegt dat niet kan worden geoordeeld dat de raad dit beleid niet in redelijkheid heeft kunnen hanteren. De toevoeging van een bouwvlak aan het perceel naast het perceel [locatie 1] te Wassenaar is in strijd met dit beleid, omdat de toevoeging van een bouwvlak ertoe zal leiden dat het gebied intensiever wordt bebouwd. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid ervan af kunnen zien aan het perceel een tweede bouwvlak toe te kennen. Dat de afstand tussen de woningen niet kleiner hoeft te worden wanneer het al aanwezige bouwvlak wordt verplaatst en dat het bouwvlak milieuhygiënisch aanvaardbaar is, wat daarvan ook zij, maakt dit niet anders.
Over de door [appellant sub 1] gemaakte vergelijking met het perceel Ammonslaantje 40 wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat dit perceel is gelegen binnen het plangebied van een ander bestemmingsplan, waarvoor een ander beleid geldt. In dat geval was bovendien sprake van een functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een kinderdagverblijf. Ten aanzien van het perceel Ammonslaantje 37b overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat op dat perceel een bouwwerk is toegevoegd. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Over het betoog van [appellant sub 1] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in de toevoeging van een bouwvlak aan het perceel naast het perceel [locatie 1] te Wassenaar zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Het betoog faalt.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. [appellant sub 2] keert zich ertegen dat aan haar woning op het perceel [locatie 2] te Wassenaar de bestemming "Recreatie" en de functieaanduiding "recreatiewoning" is toegekend. Daartoe voert zij aan dat de woning op het landgoed Maaldrift stond en werd gebruikt door de tuinman. Sindsdien is de woning volgens haar continu permanent bewoond. Daartoe stelt zij dat zij tijdelijk in het buitenland verblijft om haar moeder bij te staan. De woning kan volgens haar ook niet worden aangemerkt als recreatiewoning. Daartoe voert zij aan dat de onroerende zaakbelasting is verhoogd en een bouwvergunning is verleend voor de vergroting van het huis. Zij doet voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat volgens haar aan een andere woning aan de Maaldrift 2 wel een woonbestemming is toegekend. Ook wijst zij erop dat de woning is gelegen binnen de bebouwingscontour, zodat er geen bezwaren bestaan tegen een woonbestemming. Zij betoogt dat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat tot aankoop, onteigening of verwerving zal worden overgegaan, zodat niet zeker is dat het bestemmingsplan in zoverre uitvoerbaar is. Voorts stelt zij dat zij schade heeft geleden. Volgens haar heeft ten onrechte geen overleg plaatsgevonden. Zij is van mening dat het plan gelet op een en ander onvoldoende is gemotiveerd.
4.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Uit de stukken blijkt dat de raad toepassing heeft gegeven aan de in de Wro, de Algemene wet bestuursrecht en het Bro neergelegde procedure. In hetgeen [appellant sub 2] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet op de juiste wijze is geschied.
Voor deze gronden gold - nadat goedkeuring was onthouden aan het plandeel met de bestemming "Kampeerplaats" betreffende het perceel - op grond van het plan "Partiële herziening plan in hoofdzaken" uit 1964 de bestemming "Agrarische doeleinden I". De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij permanent verblijft in de woning aan het perceel [locatie 2] te Wassenaar. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Recreatie" en de functieaanduiding "recreatiewoning" aan het perceel toe kunnen kennen. Dat een bouwvergunning is verleend voor vergroting van het huis en dat de onroerende zaakbelasting is verhoogd, wat daarvan ook zij, maakt dit niet anders. Dat de woning is gelegen binnen de bebouwingscontour, maakt dit evenmin anders.
Over de door [appellant sub 2] gemaakte vergelijking met het perceel Maaldrift 2 te Wassenaar wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat op de locatie [locatie 2] de toevoeging van een woning de bedrijfsvoering van de nabijgelegen camping zou beperken. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 2] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning betreft, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Conclusie
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
433.