ECLI:NL:RVS:2014:2080

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201306938/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Stichting Milieuwaakhond tegen college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam over dwangsom en informatieverzoek

Op 11 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Stichting Milieuwaakhond tegen het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam. De zaak betreft een geschil over de vraag of het college een dwangsom heeft verbeurd wegens het niet tijdig beslissen op een verzoek om informatie van de stichting. De stichting had op 3 juni 2012 een verzoek ingediend om informatie over vergunningen en handhavingsacties in het kader van de Wet milieubeheer. Het college heeft hierop gereageerd, maar de stichting was van mening dat het college niet tijdig had beslist en dat er daarom een dwangsom verschuldigd was.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had in een eerdere uitspraak op 17 mei 2013 het beroep van de stichting ongegrond verklaard. De stichting ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting op 10 april 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door mr. M.F. van Immerseel en het college door H.J.M. Marcus.

De Afdeling oordeelde dat de stichting belanghebbende was in het hoger beroep en dat het faxbericht van 3 juli 2012 niet als ingebrekestelling kon worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat het verzoek van de stichting niet onder de Wet openbaarheid van bestuur viel, omdat het niet ging om informatie neergelegd in documenten. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het college geen dwangsom had verbeurd. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college van 30 oktober 2012. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de stichting.

Uitspraak

201306938/1/A3.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Milieuwaakhond, gevestigd te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 mei 2013 in zaak nr. 12/7543 in het geding tussen:
de stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam.
Procesverloop
Bij brief van 16 juli 2012 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het geen dwangsom heeft verbeurd, omdat het op een verzoek om informatie van de stichting tijdig heeft beslist.
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2013 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2014, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. M.F. van Immerseel, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Marcus Consultancy BV, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Voor zover het college stelt dat de stichting niet in het hoger beroep kan worden ontvangen, wordt overwogen dat de stichting in hoger beroep opkomt tegen het oordeel van de rechtbank over het besluit van 30 oktober 2012 op het door haar ingediende bezwaarschrift. Reeds hierom is zij, in weerwil van hetgeen het college stelt, belanghebbende bij het hoger beroep. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de stichting niet in het door haar ingestelde hoger beroep kan worden ontvangen.
2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het derde lid wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkende instelling, dienst of bedrijf.
3. Bij faxbericht van 3 juni 2012 heeft de stichting verzocht om de volgende informatie:
- het aantal gevraagde vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer in de periode van 1 januari tot en met 30 september 2010;
- het aantal aanvragen dat is toegekend, geweigerd of zonder beslissing is gebleven;
- het aantal rechtsmiddelen dat is aangewend tegen verstrekte en geweigerde vergunningen;
- het aantal gevallen dat een rechtsmiddel al dan niet met succes is aangewend en het aantal procedures dat op 1 juni 2012 nog aanhangig was;
- een overzicht van het aantal handhavingsacties in 2010 in het kader van de Wet milieubeheer.
Bij brief van 13 juni 2012 heeft het college de bij het eerste tot en met vierde gedachtestreepje vermelde informatie aan de stichting verstrekt. Wat betreft het verzoek om een overzicht, vermeld bij het laatste gedachtestreepje, heeft het college de stichting verzocht een nadere toelichting te geven, omdat volgens het college onduidelijk is of het verzoek ziet op gerichte handhavingsacties.
Bij faxbericht van 3 juli 2012 heeft de stichting het college medegedeeld dat nog geen reactie op het verzoek van 3 juni 2012 is ontvangen en dat erop wordt aangedrongen dat verzoek voortvarend te behandelen.
Bij de brief van 16 juli 2012 heeft het college de brief van 13 juni 2012 als bijlage gevoegd. Voorts heeft het de stichting medegedeeld dat, voor zover zij van mening is dat niet tijdig op het verzoek is beslist en het faxbericht van de stichting van 3 juli 2012 als ingebrekestelling moet worden gezien, op het verzoek binnen twee weken, oftewel tijdig, is beslist en het college geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen heeft verbeurd.
Bij het besluit van 30 oktober 2012 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het geen dwangsom is verschuldigd.
4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het faxbericht van 3 juli 2012 niet als ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Volgens haar wordt aan een ingebrekestelling slechts als eis gesteld dat schriftelijk wordt medegedeeld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat alsnog op korte termijn een besluit wordt verlangd. Het faxbericht van 3 juli 2012 voldoet hieraan, aldus de stichting.
4.1. Ambtshalve overweegt de Afdeling het volgende. De bij het faxbericht van 3 juni 2012 gevraagde informatie is niet aan te merken als informatie neergelegd in documenten, in de zin van artikel 3 van de Wob. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 juni 2013 in zaak nr. 201204362/1/A3), bevat de Wob geen verplichting om, bijvoorbeeld in een overzicht, gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. Gelet hierop is, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, het in het faxbericht vervatte verzoek om informatie niet aan te merken als een verzoek op grond van de Wob, nu dit niet de strekking heeft om documenten voor een ieder openbaar te maken. Hierbij wordt bovendien in aanmerking genomen dat, gelet op de bewoording van het verzoek, slechts "voor zover nodig" een beroep op de Wob is gedaan. De in de Wob genoemde beslistermijn is dan ook niet van toepassing. Nu het faxbericht evenmin een aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, zijn de beslistermijnen die gelden op grond van de Awb ook niet van toepassing. Reeds hierom is het niet-tijdig nemen van een besluit niet aan de orde.
Al zou het faxbericht van 3 juli 2012 als ingebrekestelling zijn aan te merken, dan nog zou dat niet kunnen leiden tot een reactie gericht op het rechtsgevolg dat het college ingevolge artikel 4:17 van de Awb een dwangsom verbeurt, nu de beslistermijnen op grond van de Wob en de Awb niet van toepassing zijn, omdat het faxbericht van 3 juni 2012 geen aanvraag is in de zin van de Awb. De brief van 16 juli 2012 is dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Gezien het vorenstaande is het bezwaar van de stichting tegen de brief van 16 juli 2012 ten onrechte ongegrond verklaard. Het had op de weg van het college gelegen dat bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2012 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal het door de stichting tegen de brief van 16 juli 2012 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 mei 2013 in zaak nr. 12/7543;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam van 30 oktober 2012, kenmerk 12I02987;
V. verklaart het door de Stichting Milieuwaakhond tegen de brief van 16 juli 2012, kenmerk 12I02531/12I02806, gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam tot vergoeding van bij de Stichting Milieuwaakhond in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1461,00 (zegge: veertienhonderdeenenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam aan de Stichting Milieuwaakhond het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 788,00 (zegge: zevenhonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
280-741.