ECLI:NL:RVS:2014:2074

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
201304093/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Heteren en rechtszekerheid bij vaststelling

Op 11 juni 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1] t/m 23, Heteren". Het geschil ontstond na de vaststelling van dit bestemmingsplan door de raad van de gemeente Overbetuwe op 5 maart 2013. Appellant 1, wonend te Heteren, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door mr. drs. D.H. Pols. De raad heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken overgelegd. De zaak werd op 8 oktober 2013 ter zitting behandeld, waarbij ook appellant 2, de rechtsopvolger van appellant 1, aanwezig was, vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers.

In een tussenuitspraak van 13 november 2013 heeft de Afdeling de raad opgedragen om het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen binnen 12 weken. De raad heeft dit gedaan op 4 februari 2014, maar appellant 2 heeft zich niet kunnen verenigen met het plan, omdat het gebruik van de woning op het perceel [locatie 1] als burger- of plattelandswoning niet was toegestaan. De Afdeling oordeelde dat de raad niet zorgvuldig had gehandeld door beide plannen in dezelfde raadsvergadering vast te stellen zonder te waarborgen dat het voorliggende plan niet eerder in werking zou treden dan het bestemmingsplan "Buitengebied Overbetuwe". Dit leidde tot een rechtsonzekere situatie voor betrokkenen.

De Afdeling heeft het beroep van appellant 1 gegrond verklaard en het besluit van 5 maart 2013 vernietigd. Ook het besluit van 4 februari 2014 werd vernietigd voor zover het betrekking had op het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor het perceel [locatie 1]. De raad werd opgedragen om binnen 20 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtszekerheid voorop staat. Tevens werden proceskosten vergoed aan de appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de rechtszekerheid voor betrokkenen.

Uitspraak

201304093/2/R2.
Datum uitspraak: 11 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant 1A] en [appellant 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant 1]), wonend te Heteren, gemeente Overbetuwe,
thans de rechtsopvolger [appellant 2], wonend te Heteren, gemeente Overbetuwe,
appellant,
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013, kenmerk 13RB000004, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1] t/m 23, Heteren" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant 1] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant 2] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2013, waar [appellant 1], vertegenwoordigd door mr. drs. D.H. Pols, en de raad, vertegenwoordigd door A.H. van der Wielen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is [appellant 2], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, daar gehoord.
Bij tussenuitspraak van 13 november 2013 in zaak nr. 201304093/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het plan opnieuw vast te stellen, het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en de Afdeling de uitkomst mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 4 februari 2014 heeft de raad het plan opnieuw vastgesteld.
[appellant 1] en [appellant 2] hebben een zienswijze naar voren gebracht.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 25 april 2014, waar [appellant 1], vertegenwoordigd door mr. drs. D.H. Pols, [appellant 2] en de raad, vertegenwoordigd door A.H. van der Wielen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad in de raadsvergadering van 5 maart 2013 naast het plan waartegen het beroep van [appellant 1] zich richt, tevens het bestemmingsplan "Buitengebied Overbetuwe" heeft vastgesteld en heeft beoogd deze plannen op dezelfde datum in werking te laten treden. De percelen [locatie 1] tot en met 23 maken ook deel uit van het plangebied van het plan "Buitengebied Overbetuwe". Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, door beide plannen in dezelfde raadsvergadering vast te stellen zonder te waarborgen dat het voorliggende plan niet eerder in werking zou treden dan het bestemmingsplan "Buitengebied Overbetuwe", het risico genomen dat het bestemmingsplan "Buitengebied Overbetuwe" later in werking zou treden dan het voorliggende plan, welk risico zich ook heeft verwezenlijkt. Daardoor is een door de raad niet bedoelde, maar voor betrokkenen rechtsonzekere situatie ontstaan.
Gelet hierop is het besluit van 5 maart 2013 in strijd met de rechtszekerheid. Het beroep van [appellant 1] is gegrond. Het besluit dient dan ook te worden vernietigd.
3. In de huidige procedure na de tussenuitspraak staat in de eerste plaats ter beoordeling of de raad het door de Afdeling in haar tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het plan "Buitengebied, [locatie 1] t/m 23, Heteren" opnieuw vast te stellen, het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en de Afdeling de uitkomst mede te delen.
4. Bij besluit van 4 februari 2014 heeft de raad het plan "Buitengebied, [locatie 1] t/m 23, Heteren" opnieuw vastgesteld. Dit besluit is op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Verder heeft de raad dit bij brief aan de Afdeling medegedeeld.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Gelet op deze bepaling is het beroep van [appellant 1] van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 4 februari 2014.
5. Na het nemen van het besluit door de raad op 4 februari 2014, heeft [appellant 1] de eigendom van de gronden en de woning op [locatie 1] verkocht en overgedragen aan [appellant 2], de eigenaar van de percelen [locatie 2]. [appellant 2] heeft medegedeeld het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 4 februari 2014 te willen voortzetten.
6. [appellant 2] kan zich niet met het plan verenigen. Volgens hem is in het plan ten onrechte het gebruik van de woning op het perceel [locatie 1] als burger- dan wel plattelandswoning niet toegestaan. Hiertoe voert hij aan dat het gemeentebestuur eerder is verzocht het gebruik van deze woning als burger- dan wel plattelandswoning toe te staan en dat de woning reeds geruime tijd als zodanig wordt gebruikt.
6.1. Uit het besluit, het nader stuk van 6 maart 2014 en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad het gewenste gebruik van de woning op het perceel [locatie 1] ten tijde van de vaststelling van het plan in de raadsvergadering van 4 februari 2014, ruimtelijk niet aanvaardbaar achtte. Daarbij is van belang geacht dat het gewenste gebruik niet binnen het gemeentelijk beleid paste. In dezelfde raadsvergadering heeft de raad de beleidsregel "Plattelandswoningen gemeente Overbetuwe 2014" vastgesteld, op grond waarvan het gewenste gebruik wel kan worden toegestaan. Op grond van deze beleidsregel en in het licht van de verkoop van de woning op het perceel [locatie 1] door [appellant 1] aan [appellant 2] en het in opdracht van [appellant 2] uitgevoerde milieukundig onderzoek, stelt de raad zich nu op het standpunt dat toestaan van het gewenste gebruik van de woning op het perceel [locatie 1] onder voorwaarden ruimtelijk aanvaardbaar is. De raad heeft ter zitting erkend dat de keuze om voornoemd beleid in dezelfde raadsvergadering vast te stellen als het plan, waardoor bij het plan niet van dit voor [appellant 2] gunstige beleid kon worden uitgegaan, niet zorgvuldig was.
Gelet hierop en het overige verhandelde ter zitting, ziet de Afdeling aanleiding te oordelen dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het bestreden besluit, voor zover betreffende het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor zover betreffende het perceel [locatie 1], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
6.2. De raad heeft verzocht om opnieuw toepassing te geven aan de bestuurlijke lus. Met betrekking tot dit verzoek overweegt de Afdeling dat zij in dit geval geen aanleiding ziet om met toepassing van artikel 8:51a en verder van de Awb de raad het zorgvuldigheidsgebrek te laten herstellen. Daartoe acht de Afdeling van belang dat, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, niet enkel een nieuwe aanduiding in de verbeelding moet worden opgenomen, maar tevens een geheel nieuwe regeling betreffende plattelandswoningen, gebaseerd op het nieuwe gemeentelijke beleid, met onder meer voorwaardelijke verplichtingen in de planregels.
De Afdeling ziet echter wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 5 maart 2013 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 5 maart 2013, kenmerk 13RB000004, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1] t/m [..], Heteren";
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 4 februari 2014 gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 4 februari 2014, kenmerk 13RB000190, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1] t/m [..], Heteren" opnieuw is vastgesteld, voor zover betreffende het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor zover betreffende het perceel [locatie 1];
V. draagt de raad van de gemeente Overbetuwe op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor hetgeen onder IV is beschreven, en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Overbetuwe tot vergoeding van bij [appellant 1A] en [appellant 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1217,50 (zegge: twaalfhonderdzeventien euro en vijftig cent) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Overbetuwe tot vergoeding van bij [appellant 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 143,50 (zegge: honderddrieënveertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Overbetuwe aan [appellant 1A] en [appellant 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014
458-726.