ECLI:NL:RVS:2014:2040

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
201400008/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel en inreisverbod vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 december 2013 het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in te trekken, heeft vernietigd. De staatssecretaris had op 28 februari 2013 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en een inreisverbod uit te vaardigen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank gegrond werd verklaard, waardoor het besluit van de staatssecretaris werd vernietigd.

De staatssecretaris heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waardoor de vreemdeling in feite heeft gekregen wat hij beoogde: voortzetting van zijn rechtmatig verblijf op basis van de verblijfsvergunning asiel. In het hoger beroep dat de vreemdeling heeft ingesteld, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft, aangezien hij al het gewenste resultaat heeft behaald met de uitspraak van de rechtbank.

De Raad van State heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. H.G. Lubberdink als voorzitter en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij als leden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 mei 2014.

Uitspraak

201400008/1/V3
Datum uitspraak: 27 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 december 2013 in zaak nr. 13/9713 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2013 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 december 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Ambtshalve overwegingen
1. Bij de door de vreemdeling aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bij haar bestreden besluit vernietigd, tegen welke uitspraak de staatssecretaris geen hoger beroep heeft ingesteld. De vreemdeling heeft aldus gekregen wat hij met het beroep beoogde, te weten voortzetting van het rechtmatig verblijf op grond van de verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. In aanmerking genomen dat de rechtskracht van de door de rechtbank gegeven rechtsoordelen zich beperkt tot dit geschil en de vreemdeling niet heeft gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van de aangevallen uitspraak, is het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Snijders
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2014
279