201307296/1/A3.
Datum uitspraak: 4 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2013 in zaak nr. 13/904 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] en [belanghebbende] om de geslachtsnaam van hun minderjarige zoons te wijzigen van [achternaam] in [achternaam appellant] afgewezen.
Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de staatssecretaris het door [appellant] en [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] en [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2014, waar [appellant] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. L.C. van der Linden, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het tweede lid is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
Ingevolge artikel 6 kan een verzoek tot geslachtsnaamswijziging dat niet op een van de voorgaande artikelen kan worden gebaseerd, worden ingewilligd, indien de verzoeker aantoont dat het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkene in ernstige mate zou schaden.
2. [appellant] en [belanghebbende] hebben verzocht om wijziging van de geslachtsnaam van hun minderjarige kinderen met toepassing van artikel 3 van het Besluit. Ter toelichting op dit verzoek hebben zij vermeld dat de keuze voor de geslachtsnaam bij de geboorte was ingegeven door de veronderstelling dat de naam [belanghebbende] met uitsterven werd bedreigd. Nu deze veronderstelling achteraf onjuist is gebleken willen zij dat de geslachtsnaam van de kinderen wordt gewijzigd in [appellant]. In het bezwaarschrift hebben zij medegedeeld dat hun oudste zoon emotioneel reageert op de verwarring omtrent zijn geslachtsnaam.
3. De staatssecretaris heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit ten grondslag gelegd dat op grond van artikel 3 van het Besluit naamswijziging in de naam van de andere ouder slechts mogelijk is na echtscheiding of verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving wanneer aan een verzorgingstermijn is voldaan. Het huwelijk van [appellant] en [belanghebbende] is niet ontbonden, zodat niet aan de voorwaarden van artikel 3 van het Besluit is voldaan. De door [appellant] en [belanghebbende] aangevoerde gronden maken niet dat het Besluit terzijde kan worden geschoven, aldus de staatssecretaris.
4. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat zich geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit, zodat het verzoek alleen kan worden ingewilligd als, ingevolge artikel 6 van het Besluit, is aangetoond dat het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkene, de oudste zoon van [appellant] en [belanghebbende], in ernstige mate zou schaden.
Ter zitting bij de rechtbank heeft de staatssecretaris toegelicht dat het feit dat de oudste zoon van [appellant] en [belanghebbende] op school last ondervindt van de verwarring omtrent zijn achternaam niet dusdanig ernstig is dat daaruit blijkt dat het achterwege laten van de geslachtsnaamswijziging zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid in ernstige mate schaadt. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen, zodat het verzoek tot geslachtsnaamswijziging op goede gronden is afgewezen.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep ongegrond heeft verklaard. Hij deelt mede dat zijn gezinssituatie onhoudbaar is geworden door de uitspraak van de rechtbank. Hij geeft te kennen dat de wijze waarop zijn kinderen de geslachtsnaam [belanghebbende] hebben verkregen zijn leven beheerst en dat hij hierdoor depressief is geworden. Ter motivering hiervan heeft hij een brief van Psychologen praktijk Wageningen van 8 augustus 2013 overgelegd (hierna: de brief).
5.1. Op grond van het BW kunnen ouders kiezen of hun kind de naam van de vader dan wel van de moeder zal dragen. Uit het Besluit en de toelichting daarop (Nota van toelichting, Staatsblad 1997, nr. 463) volgt dat, als de ouders deze keuze eenmaal hebben gemaakt, deze, gelet op de noodzaak tot handhaving van de nodige stabiliteit in het namenrecht, niet licht gewijzigd kan worden.
De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] aldus dat hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om het verzoek met toepassing van artikel 6 van het Besluit in te willigen. Reeds omdat hetgeen door [appellant] is aangevoerd en de door hem overgelegde brief zien op zijn geestelijke gezondheid en niet op de geestelijke gezondheid van de betrokkene als bedoeld in artikel 6 van het Besluit, kan dit betoog niet slagen.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat de staatssecretaris het verzoek op goede gronden heeft afgewezen.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2014
317-798.