ECLI:NL:RVS:2014:2003

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
201304680/4/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen handhaving kamerverhuur in Eindhoven

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker A en verzoeker B, wonend te Eindhoven, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Het college had op 5 juni 2012 een verzoek van verzoeker om handhavend op te treden tegen het gebruik van een pand voor kamerverhuur afgewezen. Dit besluit werd door het college in een later stadium, op 8 november 2013, opnieuw onderbouwd, maar verzoeker ging hiertegen in beroep. De rechtbank had eerder, op 18 april 2013, het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het college had echter het bezwaar van verzoeker opnieuw ongegrond verklaard, wat leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 23 januari 2014 behandeld. Tijdens deze zitting waren verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en een vertegenwoordiger van het college aanwezig. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels in andere zaken, die samenhangen met deze kwestie, al beslissingen zijn genomen. Hierdoor was er geen geding meer en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.

Uitspraak

201304680/4/A1.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Eindhoven om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het beroep van:
[verzoeker], wonend te Eindhoven,
tegen
het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven van 8 november 2013.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2012 heeft het college een verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de [locatie] te Eindhoven voor kamerverhuur afgewezen.
Bij besluit van 7 november 2012 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit onder aanvulling van de motivering stand gelaten.
Bij uitspraak van 18 april 2013 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 november 2012 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben [partij] en het college hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 november 2013 heeft het college het door [verzoeker] tegen het besluit van 5 juni 2012 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en dat besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
[verzoeker] heeft hiertegen beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. F.C.J. Baten, advocaat te Eindhoven en het college, vertegenwoordig door mr. T.J.A. Peels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 201304680/1/A1 en 201304680/2/A1 heeft de Afdeling op het hoger beroep en het beroep tegen het besluit van 8 november 2013 beslist. Derhalve is er geen geding meer en dient het verzoek te worden afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
414-712.