ECLI:NL:RVS:2014:1961

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
201311674/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bestemmingsplan voor perceel in Sint Maartensdijk

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 mei 2014 uitspraak gedaan over de afwijzing van een bestemmingsplan door de raad van de gemeente Tholen. De appellant, wonend te Poortvliet, had een aanvraag ingediend voor de vaststelling van een bestemmingsplan voor een perceel in Sint Maartensdijk, met de intentie om daar twee woningen te realiseren. De raad heeft deze aanvraag op 31 oktober 2013 afgewezen, met het argument dat de bouw van de woningen in strijd was met zowel provinciale als gemeentelijke regelgeving. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 22 april 2014 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door mr. J.M. den Boer en de raad vertegenwoordigd was door ing. P.A. Quist. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beleidsvrijheid van de raad in het vaststellen van bestemmingsplannen erkend en heeft de afwijzing van het bestemmingsplan getoetst aan de beroepsgronden van de appellant. De Afdeling concludeerde dat de raad in redelijkheid kon afzien van de vaststelling van het plan, omdat de locatie ver buiten een bestaande bebouwingsconcentratie ligt en er onvoldoende stedenbouwkundige en landschappelijke meerwaarde was ten opzichte van de bestaande situatie.

De appellant voerde aan dat er wel sprake was van een bebouwingsconcentratie en dat de sloop van de veehouderij een verbetering zou zijn voor de ruimtelijke situatie. Echter, de Afdeling oordeelde dat de raad terughoudend moest omgaan met nieuwbouw in het landelijk gebied en dat de verwachtingen die de appellant had gecreëerd door overleg met ambtenaren niet konden leiden tot een verplichting voor de raad om het bestemmingsplan vast te stellen. Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201311674/1/R2.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Poortvliet, gemeente Tholen,
appellant,
en
de raad van de gemeente Tholen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Sint Maartensdijk afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M. den Boer, en de raad, vertegenwoordigd door ing. P.A. Quist, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], bijgestaan door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. [appellant] wenst in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling op zijn perceel [locatie] (hierna: het perceel) twee woningen te realiseren. Daartoe heeft hij een aanvraag ingediend om het bestemmingsplan "Buitengebied" te herzien. Het college van burgemeester en wethouders van Tholen (hierna: het college) heeft hierop een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dat voorziet in de mogelijkheid om twee woningen te bouwen.
3. De raad heeft bij het bestreden besluit besloten het ontwerpbestemmingsplan niet vast te stellen. De raad heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de bouw van twee woningen op het perceel in strijd is met provinciale en gemeentelijke regelgeving. Hiertoe stelt de raad dat op grond van de Verordening Ruimte Provincie Zeeland 2012 (hierna: de verordening) weliswaar nieuwe woningen in bestaande bebouwingsconcentraties in principe zijn toegestaan, maar dat in dit geval geen sprake is van een landelijke bebouwingsconcentratie als bedoeld in de verordening. Zelfs indien dat wel zo was, betekent dit niet dat in elke bebouwingsconcentratie nieuwbouw moet worden toegestaan. Met het mogelijk maken van nieuwe woningen in het landelijk gebied dient terughoudend te worden omgegaan. Op deze locatie acht de raad hoe dan ook een verdere concentratie van woningen niet gewenst, omdat deze locatie ver buiten een bestaande kern ligt en geen samenhangend geheel is. Voorts heeft de bouw van twee woningen op het perceel onvoldoende stedenbouwkundige en landschappelijke meerwaarde ten opzichte van de bestaande bedrijfsgebouwen. Daarnaast voldoet het ontwerpbestemmingsplan volgens de raad op een aantal punten niet aan de ruimte-voor-ruimteregeling.
4. [appellant] betoogt dat het plan niet in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid en de ruimte-voor-ruimteregeling. Hij voert hiertoe aan dat wel sprake is van een bebouwingsconcentratie, nu op oude kaarten de naam "Molenwerf" staat aangegeven. Tevens brengt hij naar voren dat het beëindigen en slopen van de veehouderij een waardevolle verbetering is van de ruimtelijke situatie. Nu bovendien een hogere grenswaarde mag worden vastgesteld en een dove gevel kan worden gerealiseerd, is het volgens hem ook mogelijk om een hoge woonkwaliteit te garanderen. Daarbij kunnen de nieuwe woningen een kwalitatief hoogwaardig ensemble vormen. [appellant] voert voorts aan dat de raad na de medewerking en goedkeuring van het college en het college van gedeputeerde staten niet in redelijkheid had kunnen afzien van de vaststelling van het plan.
5. Aan het perceel is in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarische doeleinden" toegekend. Het ligt ruim 2 kilometer ten noorden van de kern Sint-Maartensdijk op de hoek van de Provincialeweg en de Haakweg. Ter plaatse was een intensieve veehouderij met een bedrijfswoning gevestigd. In de directe omgeving heeft het overgrote deel van de gronden de bestemming "Agrarisch".
5.1. Ingevolge artikel 2.3 van de verordening wordt in de toelichting bij een bestemmingsplan, waarin een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied wordt toegelaten, aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de in bijlage 3 bij deze verordening bedoelde voorwaarden. Nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied, die niet voldoen aan de in bijlage 3 bedoelde voorwaarden, worden in een bestemmingsplan niet toegelaten.
In de toelichting bij de verordening is vermeld dat niet tot het landelijk gebied als bedoeld in dit artikel worden gerekend woningen binnen nieuwe uitbreidingslocaties / nieuwe woonwijken die onderdeel uitmaken van een regionaal woningbouwprogramma, veelal aansluitend aan het bebouwd gebied of woningen in een landelijke bebouwingsconcentratie (buurtschappen), na toepassing van de algemene regels voor duurzame verstedelijking en dienstwoningen die aantoonbaar noodzakelijk zijn bij een bedrijf.
5.2. In bijlage 3 van de verordening is onder het kopje ‘Ruimte voor ruimte’ opgenomen dat van gemeenten wordt verwacht dat zij de mogelijkheden tot het uitruilen van ontwikkelingsmogelijkheden, die de verordening hiervoor biedt, uitwerken in hun eigen beleid. In onbruik geraakte objecten in het buitengebied kunnen worden gesaneerd in ruil voor planologische ontwikkelingsruimte zoals bijvoorbeeld een woonfunctie.
Bij toepassing van de regeling is de gemeente aan onder meer de volgende voorwaarde gebonden:
- Er kunnen maximaal 3 compensatiewoningen worden gerealiseerd. Voor de realisatie van een woning/bouwkavel wordt uitgegaan van een te slopen oppervlak van 500 m² schuur of 0,5 ha glas of andere bebouwing van een vergelijkbare grootte.
5.3. Het beleid van de gemeente met betrekking tot de ruimte-voor-ruimteregeling is onder meer te vinden in de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied, vijfde herziening". Hierin is opgenomen dat de gemeente niet ieder initiatief tot woningbouw in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling zal toestaan. Alleen wanneer sloop en herstructurering door de bouw van woningen een ruimtelijke kwaliteitswinst betekent, is het gemeentebestuur bereid ruimte te bieden.
6. De Afdeling overweegt dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij het college, maar bij de raad. [appellant] kon aan de omstandigheden dat hij zijn aanvraag heeft ingediend na overleg met ambtenaren en dat hij de aanvraag diverse malen heeft aangepast overeenkomstig de aanwijzingen van het college, geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de raad het door hem gewenste bestemmingsplan zou vaststellen. Verwachtingen die door het college mogelijk zijn gewekt, kunnen er derhalve niet toe leiden dat de raad gehouden is het bestemmingsplan vast te stellen. Het betoog van [appellant] dat tot het tegendeel strekt, faalt.
De raad hanteert als uitgangspunt dat met nieuwbouw van woningen in het landelijk gebied terughoudend dient te worden omgegaan, in verband met de bescherming van de huidige functies in het landelijk gebied. Gezien de afstand van de kern Sint-Maartensdijk tot het perceel en de beperkte mate van functiemenging op de omliggende percelen is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sloop en vervangende woningbouw ter plaatse onvoldoende stedenbouwkundige en landschappelijke meerwaarde heeft. Reeds hierom heeft de raad dan ook in redelijkheid kunnen afzien van het vaststellen van het bestemmingsplan. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
545-815.