ECLI:NL:RVS:2014:1893

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
201306649/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot instellen van een rotonde met verplichte rijrichting op de kruising Van den Endelaan-Wilhelminalaan-Molenstraat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2013. De rechtbank had hun beroepen niet-ontvankelijk verklaard in verband met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hillegom van 15 mei 2012, waarin werd besloten tot het instellen van een rotonde op de kruising Van den Endelaan-Wilhelminalaan-Molenstraat. Dit besluit omvatte ook de plaatsing van verkeersborden en andere verkeersmaatregelen. De appellanten voerden aan dat hun belangen niet gelijk zijn aan die van andere weggebruikers en dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 mei 2014 behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de appellanten geen belanghebbenden waren. De Afdeling heeft de hoger beroepen gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het college van 6 november 2012 vernietigd. De bezwaren van de appellanten tegen het besluit van 15 mei 2012 zijn alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellant sub 1].

Uitspraak

201306649/1/A1.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te Hillegom,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Hillegom,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2013 in zaken nrs. 12/11489 en 12/11550 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2] en anderen,
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, besloten tot het instellen van een rotonde met verplichte rijrichting op de kruising van de Van den Endelaan-Wilhelminalaan-Molenstraat (hierna: de kruising), inclusief fietspad, middeneilanden, voorrangsregelingen en voetgangersoversteekplaatsen door plaatsing van de daarbij genoemde verkeersborden van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV), markering en overige maatregelen.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 6 november 2012 heeft het college het door [appellant sub 1] en onder meer [appellant sub 2] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2013 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en onder meer [appellant sub 2] en anderen daartegen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. R. Brouwer, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en het college, vertegenwoordigd door P. Hogeveen en ir. E. Hooglander, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. T.C. Leemans, advocaat te Haarlem, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 10 september 2009 heeft de raad van de gemeente Hillegom het "Variantendocument N208" (hierna: het Variantendocument) vastgesteld, waarin de kaders voor het uitwerken van het ontwerp voor de de herinrichting van de provinciale weg N208 vanaf het kombord aan de zuidzijde van de gemeente tot aan de Maerten Trompstraat zijn vastgelegd. De parallelweg langs de Van den Endelaan maakt deel uit van de herinrichting. Op 14 juni 2011 heeft het college het definitieve ontwerp van de herinrichting van de N208 vastgesteld, waarin de kruising Van den Endelaan-Wilhelminalaan-Molenstraat is vormgegeven als rotonde.
2. De woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen liggen aan de Van den Endelaan op een afstand van enkele honderden meters van de rotonde.
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW) geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte hun beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens hen heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 mei 2012 niet ziet op de bestuurlijke keuze voor een rotonde op de kruising, maar op de maatregelen die het mogelijk maken de feitelijk aangelegde infrastructuur in gebruik te nemen als rotonde. Daartoe voeren zij aan dat in dat besluit is besloten tot het instellen van een rotonde en is verwezen naar het Variantendocument en het definitieve ontwerp van de herinrichting van de N208.
Voorts voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hun belangen zich niet onderscheiden van die van andere weggebruikers, nu zij met betrekking tot de herinrichting van de N208 verschillende juridische procedures hebben aangespannen en de Afdeling in haar uitspraak van 23 februari 2011, in zaak nr. 201006008/1/H3, heeft overwogen dat zij rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen verkeersbesluiten die in vervolg op het Variantendocument worden genomen. Verder voeren zij aan dat het deel van de N208 waaraan zij wonen slechts een breedte heeft van 16 m en zij daardoor en door de intensiteit van het verkeer veel geluidsoverlast ondervinden. Volgens hen staat voorts de luchtkwaliteit onder druk.
Verder voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen aan dat de rechtbank, door te overwegen dat de verkeersstromen door de vervanging van het kruispunt met verkeerslichten door de rotonde niet aanmerkelijk anders lopen, niet heeft onderkend dat het college ter zitting bij de rechtbank ten onrechte heeft gesteld dat deze verkeerslichten zo waren afgesteld dat het doorgaand verkeer over de N208 altijd groen licht had totdat zich verkeer vanaf de zijaders aandiende. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen maakten bij het oversteken van de N208 gebruik van de verkeersluwe momenten in het verkeersaanbod, die volgens hen met de aanleg van de rotonde zijn verdwenen. Volgens [appellant sub 1] wordt hij voorts in zijn belang geraakt, nu het gebruik van zijn uitrit, die uitmondt op de N208, door de ontstane continue verkeersstroom lastiger en onveiliger is geworden. Bovendien hebben de rotonde en het daarbij gelegen fietspad een verkeersaantrekkende werking, aldus [appellant sub 1].
4.1. Het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 mei 2012 tot plaatsing van de daarin opgenomen verkeerstekens betreft een verkeersbesluit krachtens artikel 15, eerste lid, van de WVW. De stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat dit besluit tevens het appellabele besluit omvat om de kruising met verkeerslichten te vervangen door een rotonde, nu daarin is opgenomen dat een rotonde wordt ingesteld en wordt verwezen naar het Variantendocument en het definitieve ontwerp van de herinrichting van de N208, wordt niet gevolgd. Met de formulering in het besluit dat een rotonde wordt ingesteld, is blijkens dat besluit en de toelichting van het college ter zitting bedoeld de instelling daarvan door middel van het plaatsen van de noodzakelijke verkeerstekens.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 25 juli 2012 in zaak nr. 201107659/1/A3), is met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende om bezwaar te kunnen maken door de wetgever een begrenzing beoogd van de mogelijkheden om tegen een besluit rechtsmiddelen aan te wenden. Bij verkeersbesluiten dient te worden onderzocht of de belangen van de bezwaarmaker daarbij rechtstreeks zijn betrokken. Zoals de Afdeling in deze uitspraak voorts heeft overwogen is een persoon slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit, indien hij een bijzonder, individueel belang bij dat besluit heeft, dat zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.
Met het plaatsen van de in het besluit van 15 mei 2012 genoemde verkeerstekens worden ter plekke van de rotonde voor de verkeersdeelnemers geboden in het leven geroepen, zoals ten aanzien van de verplichte rijrichting en de voorrang op de rotonde. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben geen belangen die daarbij rechtstreeks zijn betrokken en waarin zij zich onderscheiden van andere weggebruikers. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de bij het verkeersbesluit te nemen maatregelen niet leiden tot een toename van het verkeer in de Van den Endelaan en dat de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen op enkele honderden meters van de rotonde zijn gelegen. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat zij niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het besluit van 15 mei 2012.
Het beroep op de uitspraak van 23 februari 2011, in zaak nr. 201006008/1/H3, waarin de Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het Variantendocument, noch de vaststelling ervan een besluit is dan wel besluiten bevat in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, kan hen niet baten. Dat de Afdeling daarbij van belang heeft geacht dat het college ter uitvoering van het Variantendocument zonodig één of meer verkeersbesluiten zal nemen, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, vormt geen grond voor een ander oordeel. De Afdeling heeft in deze uitspraak geen oordeel gegeven over de belanghebbendheid van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen bij het besluit van 15 mei 2012. Dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen ten aanzien van de herinrichting van de N208 nog verschillende andere procedures aanhangig hebben gemaakt, maakt evenmin dat zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij het besluit van 15 mei 2012.
Het betoog faalt.
5. Nu [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen geen belang hebben dat rechtstreeks bij het besluit van 15 mei 2012 is betrokken, heeft het college hun bezwaren ten onrechte ongegrond verklaard. De rechtbank heeft dat niet onderkend, zodat de hoger beroepen gegrond zijn en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
6. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen gegrond verklaren, de besluiten van 6 november 2012 vernietigen en hun bezwaren tegen het besluit van 15 mei 2012 alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
7. Het college zal op na te vermelden wijze tot vergoeding in de kosten worden veroordeeld die bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van zijn beroep en hoger beroep zijn opgekomen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2013 in zaken nrs. 12/11489 en 12/11550;
III. verklaart de bij de rechtbank Den Haag door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hillegom van 6 november 2012;
V. verklaart hun bezwaren tegen het besluit van 15 mei 2012 niet-ontvankelijk;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hillegom tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.948,00 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hillegom aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen afzonderlijk het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 391,00 (zegge: driehonderdeenennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
414-757.