ECLI:NL:RVS:2014:1863

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
201305750/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied 2012 en de ontvankelijkheid van beroepen

Op 28 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" van de gemeente Slochteren. Het beroep is ingesteld door de besloten vennootschap Idem-Dito Vastgoed B.V. en een groep appellanten, allen wonend in Froombosch. De Raad had op 4 april 2013 het bestemmingsplan vastgesteld, waartegen de appellanten beroep hebben ingesteld. De Afdeling heeft de zaak op 28 februari 2014 ter zitting behandeld.

Idem-Dito Vastgoed B.V. stelde dat zij niet op de hoogte was van de terinzagelegging van het ontwerpplan en dat het gemeentebestuur haar niet had geïnformeerd. De Afdeling oordeelde dat Idem-Dito Vastgoed geen zienswijze had ingediend en dat er geen rechtvaardiging was voor het niet indienen van een zienswijze. Hierdoor werd het beroep van Idem-Dito Vastgoed niet-ontvankelijk verklaard.

De andere appellanten betoogden dat hun woningen ten onrechte niet binnen de begrenzing van het plan vallen. De Afdeling oordeelde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad een begrenzing kan vaststellen die niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig zienswijzen in te dienen en de ruimte die de raad heeft bij het vaststellen van bestemmingsplannen, mits dit in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201305750/1/R4.
Datum uitspraak: 28 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Idem-Dito Vastgoed B.V., gevestigd te Zeewolde,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Froombosch, gemeente Slochteren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Slochteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Idem-Dito Vastgoed en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Idem-Dito Vastgoed en [appellant sub 2] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2014, waar Idem-Dito Vastgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [appellant sub 2] en anderen, bij monde van mr. [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door B. Hollander en drs. M. Smit, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor een groot deel van het buitengebied van de gemeente Slochteren.
Het beroep van Idem-Dito Vastgoed
3. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Idem-Dito Vastgoed heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door Idem-Dito Vastgoed gestelde omstandigheid dat zij niet op de hoogte kon zijn van de bekendmaking van het ontwerpplan, omdat het gemeentebestuur heeft nagelaten haar over de ontwikkelingen te informeren, terwijl het op de hoogte was van het overlijden van de door Idem-Dito Vastgoed aangestelde contactpersoon. Noch in de Wet ruimtelijke ordening, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht zou zijn Idem-Dito Vastgoed in kennis te stellen van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan. Hetgeen Idem-Dito Vastgoed naar voren heeft gebracht, vormt dan ook geen grond voor het oordeel dat haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
4. [appellant sub 2] en anderen betogen dat het gebied waarin hun woningen zijn gelegen - het gedeelte van de Slochterdijk vanaf de woning op nummer [] tot en met de woning op nummer [..] - ten onrechte niet binnen de begrenzing van het plan valt. Volgens hen liggen aan de begrenzing van het plan onjuiste uitgangspunten ten grondslag, onder meer wat betreft de kwalificatie van het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk als bebouwde kom. Volgens [appellant sub 2] en anderen behoort hun woongebied niet tot de bebouwde kom, maar tot het buitengebied. Zij voeren aan dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 25 mei 2004 waarbij de bebouwde kom van Slochteren is vastgesteld onverbindend is, onder meer omdat het onbevoegd zou zijn genomen en ten onrechte tot stand is gekomen zonder dat een inspraakmogelijkheid is geboden. Volgens [appellant sub 2] en anderen kon het besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen van 20 april 2010 waarbij de grenzen van het buitengebied zijn vastgesteld evenmin dienen ter motivering van begrenzing van het plan, omdat het voor zover het de Slochterdijk betreft - die ingevolge dit besluit niet tot het buitengebied behoort - is gebaseerd op het onverbindende besluit van het college van burgemeester en wethouders van 25 mei 2004. Aan de zogenoemde "Structuurvisie Slochteren Kern 2009" (hierna: de structuurvisie) - waarin de Slochterdijk als geheel als dwarslint van de Hoofdweg in Froombosch wordt beschouwd - kan volgens [appellant sub 2] en anderen onder meer om dezelfde reden evenmin betekenis toekomen. [appellant sub 2] en anderen betogen ten slotte dat de raad heeft miskend dat het feitelijk karakter van het gedeelte van de Slochterdijk waar hun woningen zijn gelegen maakt dat moet worden gesproken van buitengebied en niet van stedelijk gebied of bebouwde kom. Daarbij voeren zij aan dat sprake is van ruime percelen, open ruimten en een open landbouwcultuur met een verscheidenheid aan gewassen. Verder voeren zij onder verwijzing naar door hen overgelegde foto’s onder meer aan dat het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk vanaf de Hoofdweg in het dorp gezien is gelegen achter een gebied met woningen dat door de raad wel tot het buitengebied wordt gerekend en niet als uitloper van de kern van Froombosch wordt aangemerkt.
In het nader ingediende stuk hebben [appellant sub 2] en anderen verder gesteld dat de Slochterdijk, anders dan de raad meent, geen zijlint is dat in de loop van de tijd zodanig is verdicht dat de bebouwing thans aaneengesloten is, alsook dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat de Hoofdweg tot aan de laatste bebouwing aan de Slochterdijk een samenhangend geheel vormt. Hiertoe wijzen [appellant sub 2] en anderen erop dat het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk geen zijlint van het hoofdlint is, dat zich ter plaatse geen verdichting voordoet omdat op het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk sinds lange tijd slechts negen woningen staan, dat de bebouwing niet aaneengesloten is omdat tussen de woonpercelen onbebouwde percelen liggen, alsmede dat er geen samenhang bestaat tussen het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk en de kern van Froombosch, omdat daartussen agrarische percelen en woonpercelen liggen, welke percelen bovendien wel tot het buitengebied behoren.
4.1. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
4.2. Blijkens de plantoelichting is bij het bepalen van de contouren van de kernen ten behoeve van de begrenzing van de betrokken plannen uitgegaan van samenhangende bebouwingstructuren. Daarbij geldt dat uitlopers van linten met het hoofdlint binnen de begrenzing vallen. In de plantoelichting is voorts vermeld dat de begrenzing van het plan de contramal vormt van de begrenzingen van de komplannen, waaronder het plan voor de kernen Kolham en Froombosch. Deze aan de begrenzing van het plan ten grondslag liggende uitgangspunten acht de Afdeling niet onredelijk.
4.3. Wat betreft de ruimtelijke samenhang tussen het gedeelte van de Slochterdijk vanaf de woning op nummer [..] tot en met de woning op nummer 68 met het buitengebied, overweegt de Afdeling als volgt. [appellant sub 2] en anderen hebben onder meer ter zitting toegelicht dat het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk landelijk van karakter is, omdat de daar gelegen woningen verspreid op ruime percelen liggen en deze percelen zijn ingebed in een agrarisch landschap. Verder hebben zij gesteld dat het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk geen zijlint van het hoofdlint is, vanwege de omstandigheid dat de bebouwing ter plaatse niet verdicht en niet aaneengesloten is. Ook indien het vorenstaande juist is, leiden deze omstandigheden er op zichzelf echter niet toe dat er een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat tussen het plangebied en het desbetreffende gedeelte van de Slochterdijk dat de raad er niet in redelijkheid toe heeft kunnen komen om die gronden niet op te nemen in het onderhavige bestemmingsplan.
De bezwaren van [appellant sub 2] en anderen ter zake van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 25 mei 2004, het besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen van 20 april 2010 en de structuurvisie doen aan die conclusie niet af, omdat de raad de begrenzing van het plan daarop niet heeft gebaseerd. Hierbij betrekt de Afdeling dat het besluit van het college van gedeputeerde staten en de structuurvisie uitsluitend hun weerslag vinden in het toekennen van bestemmingen aan gronden in het plangebied en in de aldus op die gronden toegelaten functies, en niet van belang zijn voor het bepalen van de begrenzing van het plan.
Voorts heeft de Afdeling in haar uitspraak van 20 februari 2014 in zaak nrs. 201308456/1/R4 en 201308456/2/R4 overwogen dat [appellant sub 2] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad het gedeelte van de Slochterdijk waar hun woningen zijn gelegen onjuist heeft gekarakteriseerd en in het licht van zijn uitgangspunten niet in redelijkheid tot de bebouwingsstructuur van de kern Froombosch heeft kunnen rekenen. De Afdeling ziet geen aanleiding hier thans anders over te oordelen.
4.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het beroep van Idem-Dito Vastgoed is niet-ontvankelijk. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Idem-Dito Vastgoed B.V. niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014
271-786.