201401588/2/R3.
Datum uitspraak: 13 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], beiden wonend te Bavel, gemeente Breda,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Bavel, gemeente Breda,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 april 2014, waar [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2], allen bijgestaan door mr. C.H.M. Verdaas, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.P.C. Remijn, ing. L.J.M. Dolmans en M. Burm, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. L.C.J. Dekkers, advocaat te Alphen aan den Rijn, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Lange Vore, waaraan [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] wonen. Het plan voorziet in twee supermarkten, elf appartementen, 33 onzelfstandige zorgeenheden, detailhandel en een parkeerterrein. Binnen het plangebied is een supermarkt aanwezig. Uit de plantoelichting blijkt dat deze wordt verplaatst naar het zuidwesten van het plangebied en dat de bestaande bebouwing van de voormalige supermarkt zal worden gesloopt. Op die plek zal nieuwe bebouwing worden gerealiseerd, waarbij op de begane grond detailhandel zal worden gevestigd en waarbij de verdiepingen voor woningen zijn bestemd.
3. [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] kunnen zich onder meer niet verenigen met het plan, voor zover dat voorziet in de bestemming "Centrum" ter plaatse van de gronden ten zuiden van hun woningen [locatie 1] en [locatie 2] te Bavel. [verzoeker sub 2] betoogt dat het plan op 13 m van haar woning voorziet in een parkeerplaats en vreest onder meer geluidoverlast van dichtslaande portieren, met name in de nachtperiode. [verzoekers sub 1] vrezen dat de voorzieningen die het plan mogelijk maakt zullen bijdragen aan de reeds bestaande parkeerproblematiek in de omgeving. Zij betogen dat de raad heeft gesteld dat het parkeertekort na realisering van het plan 3 parkeerplaatsen zal zijn, maar dat dit aantal te rooskleurig is.
4. Aan de door [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] bedoelde gronden is de bestemming "Centrum" toegekend. De gronden met deze bestemming zijn ingevolge artikel 3, lid 3.1, bestemd voor:
(...)
c. detailhandel, met dien verstande dat maximaal 2 supermarkten zijn toegestaan;
(...)
m. parkeren.
Ingevolge artikel 3, lid 3.3, onder c, van de planregels is het gebruik van de gronden als supermarkt niet eerder toegestaan dan nadat wordt voldaan aan de bepalingen zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit.
5. In het akoestisch onderzoek van SAB naar de geluidbelasting vanwege het plan, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 17 september 2013, zijn onder meer de piekgeluiden vermeld die optreden bij het gebruik van het aan te leggen parkeerterrein naast de supermarkt. In het rapport is vermeld dat het dichtslaan van een autoportier een bronvermogen van 98 dB(A) oplevert. In het rapport is niet vermeld wat het invallend geluidniveau op de gevel van de omliggende woningen is. De stelling in het rapport dat het in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer voorgeschreven maximale geluidniveau van 70 dB(A) niet wordt overschreden, is niet nader onderbouwd. Deze norm geldt voorts voor de dagperiode, terwijl de supermarkt ook in de avondperiode geopend kan zijn en de parkeerplaats openbaar is en dus ook in de nachtperiode gebruikt kan worden. Uit het rapport blijkt niet of de piekgeluidbelasting van de dichtslaande autoportieren in de avond- en nachtperiode op de gevels van de nabijgelegen woningen is onderzocht. Dat volgens het rapport het gebruik van het parkeerterrein in de nachtperiode verwaarloosbaar is, doet hier niet aan af, aangezien het parkeerterrein openbaar is en dus ook in de nachtperiode kan worden gebruikt. Voorts heeft de raad gesteld dat bij maatwerkvoorschrift kan worden gewaarborgd dat geen onaanvaardbare piekgeluidbelasting ter plaatse van de nabijgelegen woningen ontstaat vanwege de supermarkt, onder meer door de winkelwagentjes uit te rusten met geluidarme wieltjes. Zoals de raad ter zitting heeft bevestigd is daarom artikel 3, lid 3.3, onder c, toegevoegd ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter is met het enkel stellen van de voorwaarde dat de supermarkt voldoet aan het Activiteitenbesluit, anders dan de raad lijkt te beogen, het bedoelde maatwerkvoorschrift daarmee niet planologisch gewaarborgd. Gelet hierop is niet buiten twijfel dat het bestreden besluit in zoverre in de bodemprocedure in stand zal blijven. Gelet op de onderlinge samenhang tussen de mogelijk gemaakte supermarkten en het parkeerterrein, dat voorziet in de parkeerbehoefte die de supermarkten genereren, ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit geheel te schorsen.
6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Breda van 19 december 2013, waarbij het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Breda tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Breda tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Breda aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2014
361.