ECLI:NL:RVS:2014:1751

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
201309248/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen tegen bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Koningsweg'

Op 14 mei 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Koningsweg', vastgesteld door de raad van de gemeente Groningen op 26 juni 2013. Appellanten, een besloten vennootschap en een particulier, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat zij niet tijdig op de hoogte zijn gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpplan. De appellanten hebben aangevoerd dat de bezorging van het huis-aan-huisblad 'de Groninger Gezinsbode' gebrekkig is en dat het ontwerpplan ten onrechte in de vakantieperiode ter inzage is gelegd.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan op de juiste wijze is gepubliceerd, namelijk in de Staatscourant, in het huis-aan-huisblad en op de website van de gemeente. De Afdeling oordeelt dat de appellanten niet persoonlijk op de hoogte gesteld hoefden te worden van de terinzagelegging, en dat de wet geen verplichting hiertoe oplegt. Bovendien is er geen bezwaar tegen terinzagelegging in de vakantieperiode.

De Afdeling concludeert dat de appellanten niet in hun recht zijn gekomen door geen zienswijze in te dienen, en dat hun beroepen derhalve niet-ontvankelijk zijn. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van zienswijzen en de verantwoordelijkheid van belanghebbenden om zich op de hoogte te stellen van relevante ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. De proceskostenvergoeding is niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor bestaat.

Uitspraak

201309248/1/R4.
Datum uitspraak: 14 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 1], gevestigd te Groningen,
2. [appellant sub 2], wonend te Groningen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Koningsweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2014, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden vertegenwoordigd door F.G. de Haan, werkzaam bij IC Management Consultancy, en de raad, vertegenwoordigd door J. Dallinga, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening gelezen in verbinding met de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2 alsmede met artikel 6:13, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben geen zienswijze over het ontwerp naar voren gebracht.
Zij stellen dat dit hen niet kan worden verweten en voeren daartoe aan dat zij van de terinzagelegging van het ontwerpplan ten onrechte niet persoonlijk op de hoogte zijn gesteld. Voorts voeren zij aan dat de bezorging van het huis-aan-huisblad ‘de Groninger Gezinsbode’ gebrekkig is en het blad niet wordt gelezen door ondernemers. Ten slotte is volgens hen het ontwerpplan ten onrechte in de vakantieperiode ter inzage gelegd.
3. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
4. Niet in geschil is dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan is gepubliceerd in de Staatscourant, in het huis-aan-huisblad de Groninger Gezinsbode en op de website van de gemeente.
Daarmee is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een bestemmingsplan. Gelet daarop hoefden [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet persoonlijk van de terinzagelegging op de hoogte te worden gesteld. Voorts verzet de Wro, noch de Awb zich tegen terinzagelegging van het ontwerpplan in de vakantieperiode.
In reactie op de stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat uit de door hen overlegde gespreksverslagen blijkt dat de bezorging van de Groninger Gezinsbode gebrekkig is, heeft de raad toegelicht dat uit navraag bij de uitgever is gebleken dat de NDC Mediagroep nooit klachten heeft ontvangen over de bezorging van dit huis-aan-huisblad op het bedrijventerrein Koningsweg en omgeving.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 maart 2011, zaak nr. 200904585/1/R1) brengt een gebrekkige bezorging van een huis-aan-huis blad, wat daar verder ook van zij, niet mee dat belanghebbenden zich niet hoeven in te spannen om van de inhoud van de niet ontvangen edities toch kennis te nemen, ofwel om zich langs andere weg, zoals door raadpleging van de Staatscourant of de website van de gemeente, op de hoogte te stellen van de voor hen van belang zijnde ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Gelet op het voorgaande oordeelt de Afdeling dat in de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar voren gebrachte omstandigheden geen rechtvaardiging is gelegen voor het niet naar voren brengen van een zienswijze over het ontwerpplan.
5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014
472-808.