ECLI:NL:RVS:2014:1676

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
201310423/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 23 oktober 2013 afgewezen, waarna de vreemdeling in beroep ging bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 14 november 2013 verklaarde de voorzieningenrechter het beroep ongegrond. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 mei 2014 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de vereisten voor het indienen van een hogerberoepschrift volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Het hogerberoepschrift moet grieven bevatten tegen de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift geen grieven heeft aangevoerd die voldoen aan de wettelijke vereisten. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State benadrukt dat het dwingende karakter van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 geen ruimte biedt voor uitzonderingen, ook niet in het geval de gemachtigde van de vreemdeling aangeeft dat hij vanwege financiële omstandigheden niet in staat was om meer grieven naar voren te brengen. De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en het hoger beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

201310423/1/V2.
Datum uitspraak: 1 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 november 2013 in zaken nrs. 13/27439 en 13/27440 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 14 november 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bevat het hogerberoepschrift in aanvulling op artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Awb, één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Ingevolge het tweede lid omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
Ingevolge het derde lid wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten vermeld in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste of tweede lid van dit artikel.
2. Hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift naar voren heeft gebracht, omschrijft noch een onderdeel van de aangevallen uitspraak waarmee hij zich niet kan verenigen, noch de gronden waarop hij zich niet daarmee kan verenigen. Mitsdien is er geen grief in de zin van voormeld artikel 85, tweede lid, zodat niet is voldaan aan het eerste lid van die bepaling. Het dwingende karakter van artikel 85 van de Vw 2000 staat eraan in de weg om op het vereiste om een grief aan te voeren een uitzondering te maken omdat de gemachtigde van de vreemdeling - naar hij aanvoert - vanwege financiële omstandigheden niet in staat zou zijn geweest meer naar voren te brengen dan hij heeft gedaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Loon
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2014
284-802.