ECLI:NL:RVS:2014:1676
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- O. van Loon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 23 oktober 2013 afgewezen, waarna de vreemdeling in beroep ging bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 14 november 2013 verklaarde de voorzieningenrechter het beroep ongegrond. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 mei 2014 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de vereisten voor het indienen van een hogerberoepschrift volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Het hogerberoepschrift moet grieven bevatten tegen de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift geen grieven heeft aangevoerd die voldoen aan de wettelijke vereisten. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad van State benadrukt dat het dwingende karakter van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 geen ruimte biedt voor uitzonderingen, ook niet in het geval de gemachtigde van de vreemdeling aangeeft dat hij vanwege financiële omstandigheden niet in staat was om meer grieven naar voren te brengen. De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en het hoger beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.