201310316/1/R2.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Velp, gemeente Rheden,
2. [appellant sub 2], wonend te Amsterdam, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied, Locatie Beekhuizenseweg Velp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in gelegenheid gesteld, hebben [partij A] en [partij B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2014, waar [appellant sub 1], en [appellant sub 2] en anderen, bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door D.J.L.J. van Dun, werkzaam bij de gemeente, en [partij B], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet, in het kader van de actualisatie van alle bestemmingsplannen, voor de gronden achter [locatie 1] en 87 te Velp in de bestemming "Natuur". Het vorige plan dat zag op deze gronden was het "Uitbreidingsplan Velp-Noord ten noorden van de Hoofdstraat" (hierna: het vorige plan).
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] stelt zich op het standpunt dat het plan voor zijn gronden achter zijn woning aan de [locatie 1] ten onrechte voorziet in de bestemming "Natuur". Hij voert aan dat hierdoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden beperkt tot afrasteringen en overige bouwwerken, terwijl op grond van het vorige plan op de gronden zelfs bijgebouwen met een goothoogte van 3 meter mochten worden gebouwd. [appellant sub 1] betoogt dat in ieder geval sinds 1985 telkens de verwachting is gewekt dat de woonbestemming ter plaatse zou worden gehandhaafd. Tevens worden de gronden op de kadastrale ondergrond bij het plan ook aangemerkt als achtererf. Daarnaast voert [appellant sub 1] aan dat de bestaande paardenbak, verlichting en drinkbakken ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd.
3.1. De raad stelt dat de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen op grond van het vorige plan nooit zijn benut en dat ook niet is gebleken dat [appellant sub 1] concrete plannen heeft voor een dergelijk gebouw. Van een paardenbak is volgens de raad geen sprake, maar het bestaande hekwerk is op grond van de bestemming "Natuur" toegestaan. Van gewekte verwachtingen is volgens de raad geen sprake. Ruimtelijk gezien kunnen de gronden niet worden aangemerkt als het achtererf bij de woning van [appellant sub 1], aldus de raad.
3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
b. houtproductie;
c. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik;
d. faunabeheer;
e. bestaande gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen.
Ingevolge lid 3.2 zijn binnen het bestemmingsvlak de volgende bouwwerken toegestaan:
a. afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter;
b. overige bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen en extensief recreatief medegebruik, zoals bedoeld in lid 3.1, onder c en met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
3.3. In de plantoelichting is vermeld dat het vorige plan geen mogelijkheden bood om op de percelen in het plangebied een woning te bouwen. De percelen zijn begroeid en niet bebouwd en hebben duidelijk het karakter van een natuur- en bosgebied. Beide percelen liggen achter (ten noordwesten van) de rij woningen die aan de Beekhuizenseweg ligt en maken ruimtelijk gezien onderdeel uit van het natuurgebied. De gronden behoren tot Natura 2000-gebied. Tevens is het plangebied aangemerkt als EHS-natuur. Daarmee is een natuurbestemming de meest passende bestemming voor de percelen gelegen achter de woningen [locatie 1] en 87, aldus de toelichting.
3.4. In het algemeen kunnen aan een voorgaand planologisch regime geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Gezien de feitelijke situatie ter plaatse en de ligging van het perceel in het Natura 2000-gebied "Veluwe" en in de EHS, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een natuurbestemming passend en wenselijk is. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het bestaande gebruik van het perceel voor het houden van een paard op het perceel kan worden aangemerkt als ondergeschikt extensief recreatief medegebruik als bedoeld in artikel 3, lid 3.1, onder c. Het aanwezige hekwerk en de drinkbakken zijn op grond van lid 3.2 dan ook als zodanig bestemd. Over de lichtmasten heeft de raad ter zitting verklaard dat deze lichtmasten reeds lange tijd op het perceel aanwezig zijn en dat daartegen niet handhavend zal worden opgetreden. Daarbij heeft de raad zich tevens op het standpunt gesteld dat in verband met de ligging van het perceel in de EHS en in het Natura 2000-gebied, het niet wenselijk wordt geacht dat de lichtmasten als zodanig worden bestemd en op grond daarvan ook zouden kunnen worden vervangen. Nu de onmogelijkheid de lichtmasten te zijner tijd te vernieuwen de mogelijkheid van het gebruik van het perceel voor het houden van een paard als vorm van extensief medegebruik niet onmogelijk maakt, acht de Afdeling het niet toestaan van nieuwe lichtmasten niet onredelijk. Het betoog van [appellant sub 1] dat de bestaande situatie ten onrechte niet als zodanig is bestemd, faalt.
Voorts overweegt de Afdeling dat het feit dat de gronden op de ondergrond die is gebruikt bij het vaststellen van het plan zijn aangeduid als ‘achtererf’, niet maakt dat de raad voor deze gronden geen natuurbestemming mocht voorzien.
Over het betoog van [appellant sub 1] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in bouwmogelijkheden zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
3.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
4. [appellant sub 2] en anderen stellen dat het plan voor hun perceel kadastraal bekend gemeente Velp, sectie [.], nummer […] (hierna: het perceel) ten onrechte voorziet in de bestemming "Natuur", op grond waarvan ter plaatse geen woning is toegestaan. Zij voeren hiertoe aan dat de raad zich bij het vaststellingbesluit geen rekenschap heeft gegeven van de omstandigheid dat het vorige plan was vervallen en van de bouwmogelijkheden die die situatie met zich bracht. Voorts ligt het perceel in een gebied met woningen op ruime percelen met veel bomen. Het feit dat er bomen op het perceel staan, betekent derhalve niet automatisch dat het een bosgebied is. Ook wijzen [appellant sub 2] en anderen op het voormalige zwembadterrein dat nagenoeg aan hun perceel grenst en waar wel nieuwe woningen zijn voorzien in een bestemmingsplan.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel in het Natura 2000-gebied "De Veluwe" ligt en tevens is aangeduid als EHS-natuur. Een natuurbestemming is volgens de raad dan ook passend en komt overeen met de feitelijke situatie ter plaatse en met de bestemming van veel omliggende vergelijkbare percelen. Daarnaast wijst de raad erop dat op het perceel een dassenburcht aanwezig is en dat het perceel leefgebied is voor ringslangen, hazelwormen en levendbarende hagedissen. Tevens bevindt zich op het perceel zeer waarschijnlijk een vaste rust- en verblijfplaats van de ruige dwergvleermuis en maakt het gebied deel uit van het leefgebied van de zwarte specht en de wespendief. De raad brengt voorts naar voren dat het stedenbouwkundig niet gewenst is om zelfstandige woningen toe te staan op percelen die niet aan de openbare weg zijn gesitueerd omdat dat niet past in het bebouwingslint dat langs de Beekhuizenseweg ligt. Op het voormalige zwembadterrein worden in de bestaande bebouwing zes woningen mogelijk gemaakt en mag een nieuwe woning worden gebouwd op de plaats van de voormalige beheerderswoning. Bovendien is de recreatiebestemming op dat terrein grotendeels omgezet naar een natuurbestemming. Dit betreft derhalve geen vergelijkbare situatie, aldus de raad.
4.2. In het algemeen kunnen aan een voorgaand planologisch regime geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Voor het realiseren van een woning op dit perceel is geen vergunning in werking getreden. Gelet op de ligging van het perceel in het Natura 2000-gebied "De Veluwe" en binnen de EHS-natuur en de feitelijke situatie ter plaatse is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een natuurbestemming passend en wenselijk is.
Over de door [appellant sub 2] en anderen gemaakte vergelijking met het voormalige zwembadterrein overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat de voorziene woningen op het zwembadterrein grotendeels zijn voorzien in de bestaande bebouwing en dat de bestemming van de gronden voor een aanzienlijk deel is omgezet naar een natuurbestemming. Het realiseren van de woningen op dat terrein maakt juist mogelijk dat een groot deel van het terrein als natuur wordt ingericht, hetgeen de raad van belang acht gezien de ligging van het terrein op de grens van het Natura 2000-gebied. Voor zover [appellant sub 2] en anderen er nog op hebben gewezen dat de locatie van de voorziene woning op het zwembadterrein binnen het Natura 2000-gebied ligt, overweegt de Afdeling het volgende. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat op die locatie al een oude bedrijfswoning staat en dat door exclavering in het (ontwerp-)aanwijzingsbesluit het regime van de Natuurbeschermingswet 1998 niet op bestaande bebouwing van toepassing is. In zoverre zal op het zwembadterrein geen nieuwe bebouwing in strijd met het regime binnen het Natura 2000-gebied mogelijk worden gemaakt, aldus de raad.
In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 2] en anderen genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Voor zover [appellant sub 2] en anderen erop wijzen dat tussen 1 juli 2013 en de datum van inwerkingtreding van het plan geen bestemmingsplan ter plaatse van de locatie van de door hen gewenste woning van kracht was en de raad die omstandigheid ten onrechte niet betrokken heeft in de belangenafweging bij de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling het volgende. Uit de omstandigheid dat gedurende een zekere periode geen bestemmingsplan van kracht was, volgt niet dat de raad daaraan bij het leggen van de volgens hem meest wenselijke bestemming gewicht had moeten toekennen.
Gezien het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het bestreden besluit onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het belang van [appellant sub 2] en anderen bij de bouw van een woning op het perceel. De raad heeft dan ook in redelijkheid aan het perceel de bestemming "Natuur" kunnen toekennen.
4.3. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] en anderen ongegrond.
Proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
545.