201311150/1/A2.
Datum uitspraak: 17 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de politieke groepering Ouderenpartij HOOP (hierna: HOOP), gevestigd te Den Haag,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2013 heeft het centraal stembureau het verzoek van HOOP om inschrijving van de aanduiding ‘Ouderenpartij HOOP’ in het register voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Den Haag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft HOOP beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De Kiesraad heeft een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2014, waar HOOP, vertegenwoordigd door mr. C.V. Martini, voorzitter, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door R.J. van der Velde, E. Beneder, M. Hertogs en S. Topalogu, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. M. Bakker, secretaris van de Kiesraad, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet kan een politieke groepering aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder b en c, beschikt het centraal stembureau afwijzend op het verzoek, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is, of de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers.
2. Het centraal stembureau heeft geweigerd de aanduiding ‘Ouderenpartij HOOP’ in te schrijven in het register op de grond dat deze aanduiding in hoofdzaak overeenstemt met de reeds geregistreerde aanduiding ‘Ouderen Partij Den Haag (OPDH)’ en ook anderszins misleidend is.
3. HOOP betoogt dat het centraal stembureau miskent dat de verzochte aanduiding niet in hoofdzaak overeenstemt met de aanduiding ‘Ouderen Partij Den Haag (OPDH)’, zodat ook geen verwarring is te duchten. Voorts miskent het centraal stembureau dat de aanduiding ook niet anderszins misleidend is, aldus HOOP.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 juli 2009 in zaak nr. 200904065/1/H2) kan een politieke groepering niet door middel van de enkele registratie van een aanduiding waarmee zij op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, het alleenrecht opeisen op registratie van algemene begrippen. De termen ‘ouderen’ en ‘partij’ zijn zulke begrippen. Dit laat onverlet dat het verzoek tot inschrijving van een aanduiding moet worden geweigerd indien een van de in artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet vermelde weigeringsgronden zich voordoet.
3.2. Alleen de termen 'ouderen' en 'partij' komen in beide aanduidingen voor. Het in de verzochte aanduiding beeldbepalende woord ‘HOOP’ heeft geen pendant in de aanduiding ‘Ouderen Partij Den Haag (OPDH)’. In de verzochte aanduiding is verder, anders dan in de geregistreerde aanduiding, een afkorting noch de plaatsaanduiding ‘Den Haag’ opgenomen. Voorts is de Afdeling met de Kiesraad van oordeel dat beide aanduidingen in hun geheel bezien fonetisch en in woordbeeld verschillen. Onder verwijzing naar voormelde uitspraak, alsmede naar die van 24 december 2013 in zaak nr. 201309975/1/A2 overweegt de Afdeling dat het centraal stembureau ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanduiding ‘Ouderenpartij HOOP’ in hoofdzaak met de in het register opgenomen aanduiding ‘Ouderen Partij Den Haag (OPDH)’ overeenstemt.
3.3. Het centraal stembureau heeft, ook desgevraagd, niet gemotiveerd waarom de verzochte aanduiding anderszins misleidend moet worden geacht, zodat het centraal stembureau het verzoek tot inschrijving in het register ten onrechte mede op die grond heeft afgewezen.
3.4. Het betoog slaagt.
4. Het beroep is gegrond. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van 5 december 2013 zal worden vernietigd. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het centraal stembureau voor de verkiezing van de gemeenteraad van Den Haag van 5 december 2013, kenmerk DPZ/2013.3353;
III. bepaalt dat de aanduiding 'Ouderenpartij HOOP' wordt ingeschreven in het register voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Den Haag;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat het centraal stembureau voor de verkiezing van de gemeenteraad van Den Haag aan de politieke groepering Ouderenpartij HOOP het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2014
362.