201305630/1/A3.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Groen Weert, gevestigd te Weert,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 mei 2013 in zaak nr. 12/802 in het geding tussen:
Groen Weert
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg.
Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2011 heeft het college een verzoek om openbaarmaking van informatie deels afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 2012 heeft het college het door Groen Weert daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2013 heeft de rechtbank het door Groen Weert daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 5 juni 2013 heeft Groen Weert de rechtbank verzocht deze uitspraak nietig te verklaren en haar beroep alsnog gegrond te verklaren. De rechtbank heeft deze brief bij brief van 20 juni 2013 aan de Afdeling doorgestuurd als hoger beroepschrift.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Centrale Zandwinning Weert B.V. (hierna: CZW) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Groen Weert heeft nadere stukken ingediend.
Groen Weert en CZW hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2014, waar Groen Weert, vertegenwoordigd [voorzitter], en [adviseur], en het college, vertegenwoordigd door mr. D.A.L. Jongen-Trienekens en J.F.C. Lacroix, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar CZW, vertegenwoordigd door [directeur], en [werknemer], werkzaam bij CZW, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Ingevolge het derde lid behoeft de verzoeker bij zijn verzoek geen belang te stellen.
Ingevolge het vierde lid verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker, indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
2. Groen Weert heeft onder meer verzocht om openbaarmaking van de hoeveelheid door CZW reeds gedolven en afgevoerde teelaarde, leem, ophoogzand en grofzand (hierna: de delfstoffen) en de hoeveelheid nog te delven en af te voeren delfstoffen.
Het college heeft geweigerd die informatie openbaar te maken, omdat het bedrijfsgegevens betreft die CZW vertrouwelijk aan hem heeft meegedeeld.
3. Ter zitting van de Afdeling heeft CZW het betoog, dat het hoger beroep van Groen Weert niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, ingetrokken.
4. Volgens Groen Weert heeft de rechtbank, door te overwegen dat de informatie die het college thans weigert openbaar te maken de hoeveelheden voorraad ophoogzand, beton- en metselzand en teelaarde bevat per 1 januari en 31 december 2010, de vermarkte hoeveelheden daarvan in 2010 en de vermarkte hoeveelheden overig industrieel zand en leemhoudende specie in 2010, miskend dat het college gegevens heeft beoordeeld die niet betrekking hebben op haar verzoek. Zij heeft alleen gevraagd om openbaarmaking van de hoeveelheid delfstoffen die zijn gedolven vanaf het begin van de ontgronding in 1997 en wat er nog aan delfstoffen zal worden gedolven. Voor zover het betreft de opgeslagen delfstoffen is alleen van belang of die dienen te worden geteld bij de te delven of bij de nog te delven delfstoffen.
Verder heeft de rechtbank miskend dat het college ten onrechte heeft geweigerd de door haar gevraagde gegevens openbaar te maken, omdat het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens niet aan de orde is. Met regionale afnemers zijn prijsafspraken gemaakt. Concurrentie is er niet. Daarnaast is in de werkplannen door CZW opgegeven hoeveel zij dat jaar wil delven. Die werkplannen zijn openbaar, aldus Groen Weert.
4.1. CZW heeft de gegevens waarvan openbaarmaking is geweigerd verplicht en vertrouwelijk aan het college overgelegd. De verplichting en de vertrouwelijkheid volgen uit artikel 3.5 van de vergunning van 22 mei 2001 die het college CZW heeft verleend voor het delven van de delfstoffen en voorts uit de omstandigheid dat op het document waarbij CZW de gegevens over de delfstoffen aan het college heeft meegedeeld, is vermeld dat de gegevens vertrouwelijk zijn. Het college heeft voorts ter zitting van de Afdeling onweersproken gesteld dat in vergunningen voor soortgelijke activiteiten die het aan concurrenten van CZW heeft verleend, een vergelijkbare bepaling is opgenomen.
Verder hebben het college en CZW ter zitting van de Afdeling aannemelijk gemaakt dat het openbaar maken van voormelde gegevens een nadelige invloed kan hebben op de concurrentiepositie van CZW. Met het openbaar maken van de gegevens wordt bekend wat de voorraad is van de delfstoffen die zij nog kan winnen. Afnemers sluiten voor langere tijd contracten af voor de producten die zij produceert van de gewonnen delfstoffen en zullen hun inkoopbeleid aanpassen aan die gegevens. Dat kan leiden tot een verlies van klanten, temeer nu soortgelijke gegevens van concurrenten van CZW niet openbaar zijn. Verder is van belang dat de vergunning voor het delven van de delfstoffen is verleend voor een periode van 17 jaar. Gedurende die tijd kan CZW strategisch omgaan met de nog te winnen delfstoffen, hetgeen wordt bemoeilijkt indien openbaar is wat de voorraad van de verschillende delfstoffen is. Het college heeft de gegevens waarvan openbaarmaking is geweigerd daarom in redelijkheid aangemerkt als vertrouwelijke bedrijfsgegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college terecht heeft geweigerd de hoeveelheid door CZW reeds gedolven en afgevoerde delfstoffen en de hoeveelheid nog te delven en af te voeren delfstoffen openbaar te maken omdat CZW die informatie vertrouwelijk aan het college heeft meegedeeld.
4.2. Hoewel Groen Weert terecht betoogt dat haar verzoek ook zag op die informatie vanaf 1997 tot het moment van het verzoek, leidt dit niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, zijn de gegevens over de andere jaren ook bedrijfsgegevens die vertrouwelijk zijn meegedeeld in vorenbedoelde zin, zodat openbaarmaking achterwege dient te blijven.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
622.