201300543/5/R2.
Datum uitspraak: 7 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], handelend onder de naam [naam bedrijf], wonend te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg (hierna: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hardenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dedemsvaart" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2013, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door D.J. Logtenberg-Starke, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 30 oktober 2013 heeft de Afdeling de raad van de gemeente Hardenberg opgedragen om binnen 16 weken na de verzending daarvan het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft de Afdeling verzocht om de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
[appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben daartoe in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het verzoek naar voren gebracht.
Bij beschikking van 31 januari 2014 heeft de Afdeling de bij haar uitspraak van 30 oktober 2013 bepaalde termijn verlengd tot en met 8 april 2014. Deze beschikking is aangehecht.
Bij besluit van 18 februari 2014 heeft de raad het plan opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelplan).
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het besluit van 20 november 2012
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 10.4 overwogen dat de raad niet toereikend heeft gemotiveerd dat de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen aan de Moerheimstraat 84, waar de modeltuinen van tuinarchitecte wijlen Mien Ruys liggen, niet zullen leiden tot onaanvaardbare geluidhinder voor [appellant sub 2], die woont aan de [locatie]. Het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen - Park" voor de gronden aan de Moerheimstraat 84 is derhalve genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 20 november 2012 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen - Park" voor de gronden aan de Moerheimstraat 84.
3. Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 20 november 2012 is gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen in 4.3, 5.1, 6.3, 8.3, 8.4 en 9.2 ongegrond.
4. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak, welke termijn bij beschikking van 31 januari 2014 is verlengd tot en met 8 april 2014, met inachtneming van rechtsoverweging 10.4 van de tussenuitspraak het besluit van 20 november 2012 alsnog toereikend te motiveren en zo nodig het besluit te wijzigen.
Het besluit van 18 februari 2014
5. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 18 februari 2014 het herstelplan vastgesteld. In aanvulling op het plan is in de verbeelding van het herstelplan ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Groen - Park" voor de gronden aan de Moerheimstraat 84 de aanduiding "specifieke vorm van groen - uitsluitend bestaande activiteiten toegestaan" weergegeven ter hoogte van een strook grenzend aan het plandeel voor de gronden van [appellant sub 2] aan de [locatie]. Daarbij is artikel 10, lid 10.1, van de planregels van het herstelplan, in aanvulling op het plan, bepaald dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - uitsluitend bestaande activiteiten toegestaan" uitsluitend zijn bestemd voor de bestaande parkeerplaats, het bestaande bos en de bestaande groenvoorzieningen. Voorts is in lid 10.4 bepaald dat onder strijdig gebruik met de bestemming "Groen - Park" wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - uitsluitend bestaande activiteiten toegestaan", anders dan bestaand. Verder is in lid 10.5 bepaald dat bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 gelezen in verbinding met lid 10.4 voor het ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - uitsluitend bestaande activiteiten toegestaan" toestaan van activiteiten zoals genoemd in artikel 10.1 anders dan bestaand, met dien verstande dat de activiteiten geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren, waarbij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 van de plantoelichting een aanvullende motivering opgenomen ten aanzien de geluidhinder die het plan met zich brengt voor [appellant sub 2].
6. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb hebben de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] van rechtswege mede betrekking op het besluit van 18 februari 2014.
7. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben naar aanleiding van het besluit van 18 februari 2014 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 2] en [appellant sub 1] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 18 februari 2014. De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 februari 2014 zijn ongegrond.
8. Gelet op het vorenstaande overweegt de Afdeling dat het in de tussenuitspraak geconstateerde en onder rechtsoverweging 2 vermelde gebrek is hersteld.
Proceskosten
9. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 20 november 2012 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 20 november 2012 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen - Park" voor de gronden aan de Moerheimstraat 84 te Dedemsvaart;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 1], tegen het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 20 november 2012 ongegrond;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1], tegen het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 18 februari 2014 ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Hardenberg aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014
579-743.