201305111/1/A3.
Datum uitspraak: 30 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2013 in zaak nr. 12/5156 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2012 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geslachtsnaam afgewezen.
Bij besluit van 2 november 2012 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2014, waar [appellant], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door F.E.I.H. Muijtjens LLM, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend.
Ingevolge artikel 1:253t, eerste lid, kan de rechtbank indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot een kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Ingevolge het vijfde lid, kan een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a: het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b: het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
c: het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit geslachtnaamswijziging wordt overeenkomstig het eerste lid op eensluidend verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, gewijzigd.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, wordt de geslachtsnaam op verzoek van een meerderjarige gewijzigd, in zijn oorspronkelijke geslachtsnaam, indien de geslachtsnaam gedurende de minderjarigheid op grond van artikel 3 of op grond van artikel 1:253t, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, was gewijzigd.
2. De staatssecretaris heeft aan het besluit van 2 november 2012 ten grondslag gelegd dat uit de door [appellant] overgelegde, door een apostille gelegaliseerde, geboorteakte blijkt dat hij bij zijn geboorte op 23 augustus 1952 de geslachtsnaam [naam] van zijn biologische moeder heeft verkregen en hij op 21 december 1957 door zijn biologische vader is erkend en aldus de geslachtsnaam [appellant] heeft verkregen. Zelfs indien [appellant] kan aantonen dat de geboorteakte is vervalst bestaat, gelet op de in het Besluit geslachtsnaamswijziging neergelegde vereisten, geen grond om de geslachtsnaam te wijzigen, aldus de staatssecretaris.
3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, wat van de door [appellant] overgelegde geboorte- en huwelijksakte ook zij, in dit geval niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De geslachtsnaam van [appellant] is niet krachtens artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamswijziging of krachtens artikel 1:253t, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd. Evenmin is door [appellant] gemotiveerd betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan een van de andere wettelijk voorziene mogelijkheden tot geslachtsnaamswijziging.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014
382-782.