ECLI:NL:RVS:2014:1518

Raad van State

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
201303800/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning voor exploitatie van een growshop door burgemeester op basis van adviezen Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 12 maart 2013 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De burgemeester van Oss had op 24 mei 2012 de aanvraag van [appellant] voor een vergunning voor de exploitatie van een growshop afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) en de adviezen van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen. De burgemeester verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond op 30 augustus 2012. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in zijn besluitvorming mocht afgaan op de adviezen van het Bureau, mits deze adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen.

Tijdens de zitting op 25 februari 2014 heeft [appellant] betoogd dat de burgemeester geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt en dat er geen nieuwe feiten waren die de afwijzing rechtvaardigden. Hij verwees naar een e-mail van 22 december 2011 waarin de burgemeester had overwogen om een vergunning onder voorwaarden te verlenen, maar deze beslissing was teruggedraaid na klachten van buurtbewoners. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de burgemeester de afwijzing van de vergunning deugdelijk heeft gemotiveerd.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat, op 30 april 2014.

Uitspraak

201303800/1/A3.
Datum uitspraak: 30 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oss,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 12 maart 2013 in zaak nr. 12/3188 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Oss.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft de burgemeester een aanvraag van [appellant] om hem een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een growshop afgewezen.
Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De burgemeester heeft een advies van 24 mei 2011 en een aanvullend advies van 15 september 2011 (hierna: de adviezen) van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: het Bureau) aan de Afdeling toegezonden. Hij heeft verzocht dat uitsluitend de Afdeling van de adviezen kennis zal nemen. Op 16 juli 2013 heeft de Afdeling dit verzoek toegewezen en [appellant] gevraagd om toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Die toestemming is verleend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. van Mensvoort, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de Wet bibob) kunnen bestuursorganen, voor zover zij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kan een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester, voor zover het een krachtens het tweede lid aangewezen inrichting of bedrijf betreft, worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, voor zover thans van belang, heeft het Bureau tot taak aan bestuursorganen, voor zover deze bij of krachtens de wet de bevoegdheid hebben gekregen het Bureau daartoe te verzoeken, desgevraagd advies uit te brengen over de mate van gevaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Ingevolge artikel 3.18, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Oss 2011, is het verboden een growshop te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De burgemeester heeft de aanvraag onder verwijzing naar artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet bibob, afgewezen. Hieraan heeft hij onder meer de adviezen ten grondslag gelegd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester in beginsel mag uitgaan van de adviezen, maar zich er wel van moet vergewissen of de adviezen inhoudelijk gevolgd kunnen worden.
Voorts betoogt hij dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester in dit geval geen zorgvuldige belangenafweging heeft verricht. Bij emailbericht van 22 december 2011 is hem meegedeeld dat de burgemeester heeft overwogen om een vergunning onder voorwaarden te verlenen, maar de burgemeester hiervan is teruggekomen nadat buurtbewoners te kennen hadden gegeven een growshop niet te wensen. Nu geen nieuwe feiten bekend zijn geworden, had een vergunning onder voorwaarden moeten worden verleend, aldus [appellant].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 20 juli 2011 in zaak nr. 200909931/1/H3), mag een bestuursorgaan, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van een advies uitgaan. Indien en voor zover een bestuursorgaan een advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende belanghebbende geen eigen deskundigenbericht overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het bestuursorgaan zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan heeft vergewist dat het advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is (zie onder meer de uitspraak van 14 maart 2014 in zaak nr. 201300544/1/V3).
3.2. [appellant] heeft geen eigen deskundigenbericht overgelegd. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd heeft de rechtbank terecht grond gevonden voor het oordeel dat de adviezen op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen noch voor het oordeel dat de feiten de in de adviezen neergelegde conclusies niet kunnen dragen.
Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het emailbericht van 22 december 2011 niet een bevoegdelijk door of namens de burgemeester gedane en ongeclausuleerde toezegging bevat dat de vergunning zou worden verleend en [appellant] aan dit bericht geen rechtens te honoreren verwachting kon ontlenen. De rechtbank heeft daarbij voorts terecht in aanmerking genomen dat het emailbericht onverlet laat dat de burgemeester gelet op de adviezen deugdelijk heeft gemotiveerd dat de gevraagde vergunning op de voet van artikel 3 van de Wet bibob kan worden geweigerd.
Het betoog faalt.
4. Hetgeen [appellant] in hoger beroep voor het overige heeft aangevoerd is louter een niet gemotiveerde herhaling van hetgeen hij reeds in bezwaar en in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank is daar gemotiveerd op ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom het oordeel van de rechtbank onjuist moet worden geacht. Het aangevoerde faalt derhalve.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014
382-782.