201400176/1/R6.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Zwolle,
en
de raad van de gemeente Zwolle,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Turnhoutsweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2014, waar [appellant] en anderen en de raad, vertegenwoordigd door J. Heerspink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Bij uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201301468/1/R6, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 10 december 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Infrastructuur Turnhoutsweg-Boeierweg Zwolle" gedeeltelijk vernietigd. Met de vaststelling van het voorliggende plan wordt wederom voorzien in een planologische regeling voor de Turnhoutsweg.
3. [7 anderen], die het beroep van [appellant] mede hebben ingediend, hebben geen zienswijze ingebracht en/of beroep ingesteld tegen het besluit van 10 december 2012 waarbij het bestemmingsplan "Infrastructuur Turnhoutsweg-Boeierweg Zwolle" is vastgesteld, zodat zij geacht moeten worden in dat besluit te hebben berust. Gelet hierop en nu uit hetgeen zij hebben aangevoerd niet is gebleken dat zij door de vaststelling van het voorliggende plan in een nadeliger situatie zijn komen te verkeren dan waarin zij zich bevonden ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Infrastructuur Turnhoutsweg-Boeierweg Zwolle" en evenmin is gebleken van aan het voorliggende plan ten grondslag liggende gewijzigde feiten of omstandigheden waardoor hen anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten niet eerder te zijn opgekomen, dient het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk te worden verklaard voor zover dat is ingesteld door [7 anderen].
4. [appellant] woont nabij het plangebied op de [locatie].
Hij stelt dat het gebruik van de Turnhoutsweg voor vrachtverkeer, ter bevordering van de verkeersveiligheid en ter beperking van de verkeersoverlast, moet worden verhinderd. Hij betoogt dat ten onrechte niet in het plan is geregeld dat een hoogtebalk moet worden geplaatst op de Turnhoutsweg. Verder voert hij aan dat maatregelen moeten worden genomen om sluipverkeer op de Turnhoutsweg tegen te gaan.
4.1. Blijkens de verbeelding is de bestemming "Verkeer - Erftoegangsweg" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Erftoegangsweg" aangewezen gronden bestemd voor:
a. erftoegangswegen;
b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
c. groenvoorzieningen
met een inrichting ten behoeve van gemengd verkeer in een 30 kilometer per uur gebied.
Ingevolge artikel 1, lid 1.16, is een erftoegangsweg een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet primair is. Dit blijkt uit de inrichting van de weg, het gebruik van snelheidsreducerende maatregelen en de maximale snelheid van 30 km per uur, die via een verkeersbesluit is vastgelegd.
Ingevolge lid 1.29, is een stroomweg een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden.
4.2. De raad stelt dat niet in het plan is geregeld dat een hoogtebalk moet worden geplaatst op de Turnhoutsweg, omdat het doel van het beperken van (vracht)verkeer kan worden bereikt met het treffen van andere maatregelen die zijn gericht op het stimuleren van het gebruik van de Westenholterallee. Hij acht de plaatsing van een hoogtebalk op de Turnhoutsweg niet wenselijk, omdat vrachtverkeer daarmee onverwachts zal worden geconfronteerd en bijzondere manoeuvres zal moeten maken. Verder stelt hij dat de plaatsing van een hoogtebalk niet wenselijk is in verband met de bereikbaarheid van bedrijven aan de Meenteweg en de toegankelijkheid voor de brandweer. De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet te verplichten tot de plaatsing van een hoogtebalk op de Turnhoutsweg. De raad stelt dat het gebruik van de Turnhoutsweg door sluipverkeer evenals het gebruik door vrachtverkeer zal worden tegengegaan met andere verkeersmaatregelen. Hij heeft ter zitting verklaard dat binnen afzienbare tijd zal worden geëvalueerd in hoeverre aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn. De raad stelt terecht dat de toegekende verkeersbestemming de juridische mogelijkheden biedt om extra verkeersmaatregelen te nemen en dat enkele verkeersmaatregelen ook reeds zijn genomen. De beslissing of de door [appellant] noodzakelijk geachte verkeersmaatregelen moeten worden genomen valt echter buiten het bestek van het plan. Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat de aan de Turnhoutsweg toegekende bestemming "Verkeer - Erftoegangsweg" niet aansluit bij de feitelijke inrichting van de Turnhoutsweg als stroomweg die door vracht- en sluipverkeer kan worden gebruikt. Volgens hem is enkel de bestemming "Verkeer - Erftoegangsweg" toegekend, teneinde de verplichting tot het verrichten van onderzoek naar luchtkwaliteit en geluidhinder te omzeilen.
Verder betoogt hij dat ingevolge artikel 99 van de Wet geluidhinder de verplichting bestond tot het instellen van een akoestisch onderzoek. Hiertoe stelt hij dat niet is uitgesloten dat ter plaatse van de Turnhoutsweg een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder zal plaatsvinden.
5.1. De raad stelt dat de Turnhoutsweg overeenkomstig de toegekende bestemming zal worden gebruikt als erftoegangsweg. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. De enkele omstandigheid dat de Turnhoutsweg toegankelijk blijft voor doorgaand (vracht)verkeer, is hiervoor onvoldoende. Hiertoe wordt overwogen dat de raad terecht stelt dat deze omstandigheid - mede gelet op het principe van "Duurzaam Veilig" - niet reeds met zich brengt dat van een stroomweg moet worden gesproken. Dit is blijkens artikel 1, lid 1.29, van de planregels enkel het geval indien de doorgaande functie van het verkeer op de weg primair is en deze geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit het geval zal zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Westenholterallee reeds de functie van stroomweg heeft en als belangrijkste ontsluiting fungeert voor bedrijventerrein Voorst.
Het voorgaande in aanmerking genomen faalt ook het betoog dat enkel de bestemming "Verkeer - Erftoegangsweg" is toegekend, teneinde de verplichting tot het verrichten van onderzoek naar luchtkwaliteit en geluidhinder te omzeilen.
Nu in artikel 1, lid 1.16, van de planregels staat dat op de Turnhoutsweg een maximale snelheid van 30 km per uur geldt, hoeft voorts niet te worden gevreesd dat op grond van het voorliggende plan een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder zal plaatsvinden die noopt tot het verrichten van akoestisch onderzoek. Hiertoe wordt overwogen dat de Wgh niet verplicht tot het verrichten van akoestisch onderzoek met betrekking tot wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Het betoog faalt.
6. Het beroep van [appellant] en anderen is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is ingediend door [7 anderen];
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
646.