ECLI:NL:RVS:2014:1461

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
201401500/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Verdubbeling Tractaatweg gemeente Terneuzen

Op 18 april 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Verdubbeling Tractaatweg" van de gemeente Terneuzen. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 12 december 2013, voorziet in de verdubbeling van de Tractaatweg, een deel van de N62. Verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat op hun percelen als gevolg van de geplande verdubbeling.

De voorzitter heeft de verzoeken op 8 april 2014 ter zitting behandeld. De raad van de gemeente Terneuzen en het college van gedeputeerde staten van Zeeland waren vertegenwoordigd. De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan voorziet in een noodzakelijke verkeersverbetering en dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende onderbouwd zijn om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure.

De voorzitter concludeerde dat de verzoekers niet konden aantonen dat het bestemmingsplan niet als zodanig had kunnen worden vastgesteld. De zorgvuldigheidseisen bij de voorbereiding van het besluit waren naar zijn oordeel niet geschonden. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 april 2014.

Uitspraak

201401500/2/R6.
Datum uitspraak: 18 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Axel, gemeente Terneuzen,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend te Sluiskil, gemeente Terneuzen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Terneuzen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Verdubbeling Tractaatweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 8 april 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door J. Ocké, werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], is verschenen. Voorts is het college van gedeputeerde staten van Zeeland, vertegenwoordigd door T.P. Gilde en A. Dommisse, beiden werkzaam bij de provincie, ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan plan voorziet in een verdubbeling van de Tractaatweg. De Tractaatweg is het gedeelte van de N62 dat is gelegen tussen de N61 en de grens met België.
3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat als gevolg van de verdubbeling van de Tractaatweg geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd op hun percelen [locatie 1] en [locatie 2]. [verzoeker sub 1] acht het voorts onzorgvuldig dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan van de beëindiging van het gebruik voor woondoeleinden op het perceel [locatie 2], terwijl in het kader van minnelijk overleg met de provincie nog geen alternatieve locatie is gevonden voor de oprichting van een nieuwe woning.
4. Aan het perceel [locatie 2] is de bestemming "Verkeer" toegekend. Aan het perceel [locatie 1] zijn gedeeltelijk de bestemming "Verkeer" en gedeeltelijk de bestemming "Agrarisch met waarden - Coulisselandschap en microrelief" toegekend. Niet in geschil is dat de woningen op de percelen [locatie 2] en [locatie 1] onder het algemene overgangsrecht van het bestemmingsplan zijn gebracht.
4.1. De raad en het college hebben toegelicht dat een beëindiging van het gebruik van de percelen van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] voor woondoeleinden ter plaatse noodzakelijk is voor de verdubbeling van de Tractaatweg. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hebben dit niet betwist. Voorts hebben zij niet betwist dat de verdubbeling van de weg noodzakelijk is om de verkeersdruk op te vangen. De raad en het college hebben toegelicht dat ernaar gestreefd wordt de gronden minnelijk te verwerven en dat zo nodig zal worden overgegaan tot onteigening teneinde de in het plan voorziene verbreding van de Tractaatweg te kunnen bewerkstelligen. Gelet hierop acht de voorzitter voorshands aannemelijk dat het bestaande gebruik van de percelen [locatie 2] en [locatie 1], voor woondoeleinden, binnen de planperiode zal worden beëindigd en de ter plaatse aanwezige bebouwing zal worden verwijderd. Dat op deze percelen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, betekent naar voorlopig oordeel derhalve niet dat de raad het plan niet als zodanig heeft kunnen vast stellen. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de raad voorts niet om reeds in het kader van de bestemmingsplanprocedure over de mogelijkheden van een vervangende locatie voor de woningen van verzoekers volledige duidelijkheid te verschaffen. De zorgvuldigheid die dient te worden betracht bij het voorbereiden van besluiten, brengt deze verplichting evenmin met zich.
5. Verder overweegt de voorzitter dat de aanspraken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] op grond van hun privaatrechtelijke positie bij een minnelijke verwerving dan wel een onteigeningsprocedure van de percelen [locatie 2] onderscheidenlijk [locatie 1] voldoende zijn beschermd. Daarbij geldt immers dat niet kan worden aangevangen met werkzaamheden ten behoeve van de verbreding van de Tractaatweg op die percelen, zolang deze nog in eigendom toebehoren aan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B]. Gelet hierop bestaat ook in zoverre geen aanleiding om vooruitlopend op het oordeel van de Afdeling een voorlopige voorziening te treffen.
6. In hetgeen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] voor het overige hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2014
523-749.