201306058/1/A1.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2013 in zaak nr. 12/5060 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost (thans: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Oost)
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2012 heeft het dagelijks bestuur aan de vennootschap onder firma OntwikkelingsCombinatie Polderweggebied VOF omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en renoveren van het gebouw en gebruik van de tweede bouwlaag als kantoorruimte horend bij het verkoopcentrum en projectbureau OCP op het perceel Polderweg 620 te Amsterdam.
Bij besluit van 6 november 2012 heeft het dagelijks bestuur onder meer het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door M. Sprokkereef en bijgestaan door mr. R.K. Uppal, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. drs. A.E. Jansen en drs. J.A. Berlot, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting OntwikkelingsCombinatie Polderweggebied VOF, vertegenwoordigd door ir. M.M. Ploeger, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het dagelijks bestuur het bezwaar terecht, wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft miskend dat hij door verwijtbaar en onzorgvuldig handelen van het dagelijks bestuur niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Daartoe voert hij aan dat hij het besluit, ondanks zijn herhaalde en uitdrukkelijke verzoeken om een afschrift daarvan, niet voor het einde van de termijn voor het indienen van bezwaar daartegen heeft ontvangen. Daardoor heeft hij niet de mogelijkheid gehad om binnen die termijn te beoordelen of hij bezwaar wenste te maken, aldus [appellant].
3. Vaststaat en niet in geschil is dat het op 4 juli 2012 per fax ingediende bezwaarschrift na afloop van de daarvoor geldende termijn is ingediend.
Indien een belanghebbende stelt dat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift het gevolg is van een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid, rust op hem de last de feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat hij hierin is geslaagd en de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat [appellant], gelet op de kennisgeving van het besluit op 7 juni 2012 in de Stadsdeelkrant en de omstandigheid dat hij, volgens zijn eigen verklaring, het dagelijks bestuur voor het einde van de termijn voor het indienen van bezwaar heeft verzocht om een afschrift van het besluit, tijdig op de hoogte was van de verlening van de omgevingsvergunning. Ter zitting heeft [appellant] hierover verklaard dat hij bekend was met de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moest worden ingediend en dat hij ongeveer een week voor het verstrijken van die termijn het dagelijks bestuur heeft verzocht om een afschrift van het besluit en inzage in de daaraan ten grondslag liggende stukken. Dat hij alvorens zijn gronden van bezwaar in te dienen eerst het besluit wilde raadplegen, maakt evenwel niet dat hij niet in staat was om voor het einde van de termijn alvast bezwaar te maken onder aankondiging van aanvulling van de gronden, zoals hij dat overigens ook in het op 4 juli 2012 ingediende bezwaarschrift heeft gedaan.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
357-712.