ECLI:NL:RVS:2014:1403

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
201301092/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van rapport over botsrisico Eurobahn Lightrail Venlo-Kaldenkirchen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 december 2012, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu ongegrond werd verklaard. Het betreft een verzoek om openbaarmaking van een rapport, opgesteld door Movares Nederland B.V. in opdracht van Lloyd’s Register Nederland B.V., met de titel ‘Analyse botsrisico Eurobahn Lightrail Venlo-Kaldenkirchen’. De minister had dit verzoek afgewezen op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), omdat het rapport vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens zou bevatten.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geweigerd om het rapport openbaar te maken, omdat het rapport informatie bevatte over de wijze waarop Movares de analyse had uitgevoerd, inclusief referenties, scenario’s en modellen. [Appellant] stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij om openbaarmaking had verzocht, en dat de motivering van de machtiging tot ingebruikname, waarnaar in het rapport werd verwezen, aan hem moest worden verstrekt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 januari 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als de minister aanwezig waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat het rapport bedrijfs- en fabricagegegevens bevatte, en dat openbaarmaking op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob achterwege moest blijven. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201301092/1/A3.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Praag (Tsjechië),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 december 2012 in zaak nr. 11/9216 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Infrastructuur en Milieu.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2011 heeft de minister, voor zover thans van belang, een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van het in opdracht van Lloyd’s Register Nederland B.V. (hierna: Lloyd’s) door Movares Nederland B.V. (hierna: Movares) opgestelde rapport ‘Analyse botsrisico Eurobahn Lightrail Venlo-Kaldenkirchen’ (hierna: het rapport) afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2014, waar [appellant] in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff, werkzaam bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, zijn verschenen. Voorts is daar Lloyd’s, vertegenwoordigd door [werknemer], werkzaam in haar dienst, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten, over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege, voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
2. De minister heeft, voor zover thans van belang, bij het besluit van 25 oktober 2011 het titelblad, pagina 1, pagina 5, pagina 11 en 12, pagina 25 en bijlage 5.1 van het rapport openbaar gemaakt. Hij heeft openbaarmaking voor het overige geweigerd met toepassing van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, omdat dit informatie bevat over de wijze waarop Movares een analyse over het botsrisico heeft gemaakt en welke referenties, scenario’s en modellen daarbij zijn gebruikt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij niet om openbaarmaking heeft verzocht. Hij heeft verzocht om verstrekking van de motivering van de krachtens de Spoorwegwet door de minister afgegeven Machtiging tot Ingebruikname (hierna: de machtiging). De machtiging is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), waarin voor de motivering naar het rapport wordt verwezen, zodat het rapport aan hem moet worden verstrekt. De Awb biedt geen grondslag om die motivering achterwege te laten, aldus [appellant].
3.1. [appellant] heeft de minister verzocht om alle documenten over de toelating van FLIRT-treinstellen in Nederland. Gelet op de bewoordingen van het verzoek, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de minister het verzoek ten onrechte als om openbaarmaking krachtens de Wob heeft aangemerkt. Verder treft het betoog van [appellant] geen doel, reeds omdat de machtiging niet ter toetsing bij de rechtbank voorlag en de vraag, of de minister bij de bekendmaking van de machtiging ten onrechte met een verwijzing naar het rapport heeft volstaan, buiten dit geding valt.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank, door te overwegen dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het rapport bedrijfs- en fabricagegegevens, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, bevat, heeft miskend dat het keuringsmethoden beschrijft die tot in detail in Europese regelgeving zijn geregeld en elke keuringsinstantie in de Europese Unie dezelfde normen moet hanteren en tot eenzelfde uitkomst over de veiligheid van een treinstel moet komen. Het rapport geeft derhalve geen inzicht in de kennis en techniek van de fabrikant. Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat Lloyd’s het rapport onder vertrouwelijkheid aan de minister heeft verstrekt. Lloyd's is een zelfstandig bestuursorgaan en artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, is bij informatieverstrekking tussen bestuursorganen niet van toepassing. Daarbij komt dat een verplichting voor Lloyd’s bestaat om keuringscertificaten, en daarmee ook de verrichte risicoanalyse, aan de minister toe te zenden, aldus [appellant].
4.1. Bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, zijn gegevens, waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid over de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel over de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden bedrijfsgegevens zijn in even bedoelde zin.
4.2. De Afdeling heeft met toestemming van partijen, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, kennis genomen van de door de minister niet openbaar gemaakte gedeelten van het rapport. Het rapport bevat analyses, referenties, scenario’s en modellen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit deze gegevens wetenswaardigheden over de technische bedrijfsvoering van Movares kunnen worden afgeleid. Dat, naar [appellant] stelt, Lloyd's een zelfstandig bestuursorgaan is en voor Lloyd's de verplichting bestaat om keuringscertificaten en de daarbij behorende risicoanalyses aan de minister toe te zenden, laat, wat daar verder van zij, onverlet dat deze gegevens door Movares vertrouwelijk zijn overgelegd, deze gegevens thans bij de minister berusten en de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat openbaarmaking van het rapport achterwege blijft, voor zover het bedrijfs- en fabricagegegevens bevat.
Gelet op het vorenstaande, behoeft hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Beerse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
382-721.