ECLI:NL:RVS:2014:1344

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201307408/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 en de rechtsgeldigheid van de bouwvergunning voor agrarisch-technisch hulpbedrijf

Op 16 april 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen appellanten A en B, beiden wonend te Bergeijk, en de raad van de gemeente Bergeijk. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011", dat op 7 juli 2011 door de raad is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 20 februari 2014 ter zitting behandeld, waarbij appellanten werden vertegenwoordigd door mr. W. Krijger en de raad door D. Nas-van Helvoort.

De Raad van State overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Appellanten stellen dat de nieuwe bestemming leidt tot onevenredige belemmeringen voor hun agrarisch-technisch hulpbedrijf op een nabijgelegen perceel. De raad heeft echter betoogd dat de bestemming in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime en dat de bestaande rechten zijn gerespecteerd.

De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat de verleende bouwvergunning voor een bedrijfswoning met bedrijfsruimte rechtsgeldig was. De Afdeling oordeelt dat de door appellanten aangevoerde bezwaren niet voldoende zijn onderbouwd en dat de VNG-brochure geen richtlijnen bevat voor de afstand tussen bedrijven onderling. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad voor zover het betreft de wijzigingsbevoegdheid in artikel 9, lid 9.6, onder 9.6.4, van de planregels, omdat dit onderdeel onzorgvuldig is voorbereid. De raad wordt opgedragen om binnen vier weken het besluit te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan.

De proceskosten van appellanten worden vergoed, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor de raad om zorgvuldig om te gaan met wijzigingsbevoegdheden in bestemmingsplannen.

Uitspraak

201307408/1/R3.
Datum uitspraak: 16 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Bergeijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door D. Nas-van Helvoort, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten aan de raad van de gemeente Bergeijk een aantal aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, met betrekking tot het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011". Een van deze aanwijzingen strekte ertoe dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" tussen de percelen [locatie 1] te Bergeijk geen deel uit bleef maken van het plan. Bij uitspraak van 19 juni 2013 in zaak nr. 201110585/1/R3 heeft de Afdeling het besluit van het college, voor zover het deze aanwijzing betreft, vernietigd, waarna het desbetreffende planonderdeel bekend is gemaakt en in werking is getreden.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het beroep van [appellant] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" tussen de percelen [locatie 1] te Bergeijk. De raad heeft volgens hem ten onrechte het bestaande bouwblok op deze gronden en het perceel Burgemeester Aartslaan 7 gesplitst in twee afzonderlijke bestemmingsvlakken, waaronder het bestreden plandeel met de bestemming "Bedrijf". Het plan voorziet volgens [appellant] met de mogelijke vestiging van een agrarisch-technisch hulpbedrijf binnen de bestemming "Bedrijf" in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zonder dat is bezien of dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij komt volgens hem dat het plan door middel van een wijzigingsbevoegdheid voorziet in een uitbreiding van het agrarisch-technisch hulpbedrijf of de omzetting naar een andersoortig bedrijf of een woonbestemming. [appellant] voert aan dat de mogelijkheden van zijn eigen agrarisch-technisch hulpbedrijf op het perceel [locatie 2] zullen worden belemmerd door het toekennen van de bestemming "Bedrijf" en de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.
Voorts kan de in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) aanbevolen afstand van 50 m met betrekking tot een agrarisch-technisch hulpbedrijf niet in acht worden genomen.
3.1. De raad neemt het standpunt in dat het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" is vastgesteld in overeenstemming met het voorheen geldende planologische regime en met in achtneming van de eerder verleende bouwvergunning voor een bedrijfswoning met bedrijfsruimte op deze gronden. Aldus zijn volgens hem de bestaande rechten met betrekking tot deze gronden in acht genomen. Over de in artikel 9 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheden betoogt de raad dat deze slechts kunnen worden toegepast indien voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden. Met deze voorwaarden is verzekerd dat de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven kan worden voortgezet. Verder gaat het hier volgens hem om wijzigingsbevoegdheden die kunnen worden toegepast bij alle in de "Tabel Bedrijven" genoemde bedrijven en waarvan aannemelijk is dat binnen de planperiode één of meer bedrijven hiervan gebruik zullen maken. Over de richtafstanden in de VNG-brochure stelt de raad dat deze niet van toepassing zijn op de onderlinge afstanden tussen bedrijven en daarom in deze situatie niet aan de orde zijn.
3.2. Ingevolge artikel 9, lid 9.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. bedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de "Tabel Bedrijven";
b. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de "Tabel bedrijven";
[…].
Uit de Tabel Bedrijven blijkt dat op de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" een agrarisch-technisch hulpbedrijf met een oppervlakte van maximaal 114 m2 aan bedrijfsbebouwing met een bedrijfswoning is toegestaan.
Ingevolge lid 9.6, onder 9.6.1, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing zoals opgenomen in de "Tabel Bedrijven" waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
b. agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte, waarbij ter zake van de uitbreiding advies dient te worden ingewonnen bij de SAAB;
[…];
d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
[…].
Ingevolge het bepaalde onder 9.6.2 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het vestigen van een ander soort bedrijf dan is opgenomen in de "Tabel Bedrijven" waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot;
b. alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan;
c. de uitbreiding mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
[…].
Ingevolge het bepaalde onder 9.6.4 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming "Wonen" voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
[…];
b. het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is niet langer mogelijk;
[…];
e. de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
f. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
[…].
3.3. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2012 in zaak nr. 201204404/1/A1 hadden de desbetreffende gronden tussen de percelen [locatie 1] in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1983" de bestemming "Bedrijfsdoeleinden technisch hulp- en nevenbedrijf". Ingevolge artikel II.12 van de planvoorschriften, zoals gewijzigd bij het bestemmingsplan "Buitengebied herziening I", zijn gronden met deze bestemming bestemd voor technische hulp- of nevenbedrijven ten dienste van de agrarische bedrijven. In het plan zijn aan deze gronden de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-11" toegekend. Gelet op de "Tabel Bedrijven" bij artikel 9 van de planregels is op deze gronden een agrarisch technisch hulpbedrijf toegestaan. Derhalve is in planologisch opzicht geen sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Verder volgt uit de voornoemde uitspraak van de Afdeling dat het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk bij besluit van 15 december 2009 een bouwvergunning heeft verleend voor de bouw van een bedrijfswoning met bedrijfsruimte op deze gronden in overeenstemming met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden technisch hulp- en nevenbedrijf". Bij besluit van 14 april 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Gelet hierop heeft de raad ten tijde van de vaststelling van het plan in redelijkheid kunnen aannemen dat de verleende bouwvergunning rechtsgeldig was.
Overigens is de bouwvergunning bij voornoemde uitspraak in rechte onaantastbaar geworden.
3.4. Een rechtsgeldige bouwvergunning is een bestaand recht waaraan bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel niet voorbij kan worden gegaan. [appellant] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat aan het toestaan van een agrarisch-technisch hulpbedrijf op de desbetreffende gronden in overeenstemming met het voorheen geldende planologische regime, onoverkomelijke ruimtelijke bezwaren zijn verbonden en dat dit agrarisch-technisch hulpbedrijf zal leiden tot onevenredige belemmeringen voor de bedrijfsvoering van zijn bedrijf op het perceel [locatie 2]. Over de door [appellant] aangevoerde VNG-brochure overweegt de Afdeling dat de hierin genoemde afstanden alleen bedoeld zijn als richtlijnen voor de tussen woningen of andere hindergevoelige functies en bedrijven in acht te nemen afstand. De VNG-brochure bevat geen richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden tussen bedrijven onderling.
Gelet op het bovenstaande heeft de raad in redelijkheid in aansluiting op het bestaande planologische regime de gronden tussen de percelen [locatie 1] kunnen bestemmen voor het gebruik door een agrarisch-technisch hulpbedrijf.
3.5. Over de mogelijkheden om een wijzigingsplan vast te stellen voor vergroting van de bestaande bedrijfsbebouwing of de vestiging van een andersoortig bedrijf, zoals opgenomen in lid 9.6, onder 9.6.1 en 9.6.2, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden dient het college onder andere na te gaan of hier vanuit milieuhygiënisch oogpunt dan wel met het oog op de belangen van omliggende bedrijven geen onaanvaardbare gevolgen aan verbonden zijn. Met het oog hierop kan het college besluiten om de vaststelling van een wijzigingsplan achterwege te laten. Voor zover het college een wijzigingsplan zou vast stellen, kan [appellant] hiertegen rechtsmiddelen aanwenden. Vooralsnog heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat een eventuele uitbreiding of verandering van het bedrijf op deze gronden met het oog op de exploitatie en ontwikkeling van zijn eigen bedrijf niet zou kunnen worden uitgevoerd. Hierbij betrekt de Afdeling dat, zoals reeds onder 2.4 is overwogen, de VNG-brochure geen richtlijnen bevat voor de in acht te nemen afstand tussen bedrijven onderling.
3.6. Over de wijzigingsbevoegdheid in lid 9.6, onder 9.6.4, van de planregels die voorziet in een wijziging van de bestemming "Bedrijf" in een woonbestemming heeft de raad naar voren gebracht dat het hier gaat om een generieke regeling die geldt voor alle percelen met de bestemming "Bedrijf" in het buitengebied. Dit laat onverlet dat de raad reeds bij de vaststelling van het plan had moeten afwegen of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid op de gronden tussen de percelen [locatie 1] planologisch aanvaardbaar is. De raad heeft niet weersproken dat bij de toekenning van een woonbestemming niet wordt voldaan aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstand tussen een bedrijfsperceel met een agrarisch-technisch hulpbedrijf en een woning. Bovendien gebruikt [appellant] het perceel [locatie 2] in de bestaande situatie voor de opslag van buizen voor beregeningsinstallaties, waarbij ook het nodige verkeer aan- en afrijdt. Niet uitgesloten is dat de bewoners van een burgerwoning op de hieraan grenzende gronden hiervan geluidhinder zullen ondervinden. De raad heeft met het oog hierop niet aannemelijk gemaakt dat in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening in dit geval toepassing kan worden gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid.
Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit, voor zover het artikel 9, lid 9.6, onder 9.6.4, van de planregels betreft, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" tussen de percelen [locatie 1], onzorgvuldig voorbereid.
3.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat betreft artikel 9, lid 9.6, onder 9.6.4, van de planregels, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" tussen de percelen [locatie 1], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 7 juli 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011" voor zover het betreft artikel 9, lid 9.6, onder 9.6.4, van de planregels voor zover dat onderdeel betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" tussen de percelen [locatie 1];
III. draagt de raad van de gemeente Bergeijk op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bergeijk tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Bergeijk aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014
288-656.