ECLI:NL:RVS:2014:1301

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
201304233/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag agrarisch natuurbeheer door college van gedeputeerde staten van Overijssel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 4 april 2013 zijn beroep tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van gedeputeerde staten van Overijssel ongegrond verklaarde. De aanvraag betrof subsidie voor agrarisch natuurbeheer op basis van de Provinciale subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer (PSAN). Het college had op 28 oktober 2011 de vervolgaanvraag van [appellant] afgewezen, omdat de mogelijkheid tot het indienen van aanvragen alleen was opengesteld voor aanvragen die betrekking hadden op verlenging van subsidieverplichtingen die aflopen in de periode van 31 december 2009 tot en met 30 november 2011. De rechtbank volgde het standpunt van het college en verklaarde het beroep ongegrond.

[Appellant] stelde dat zijn aanvraag wel degelijk betrekking had op een verlenging van een eerder verleende subsidie, die op 31 december 2007 was afgelopen. Hij betoogde dat het college de beperking in het Openstellingsbesluit niet aan hem mocht tegenwerpen, omdat het college aanvankelijk positief had beslist op zijn subsidieaanvraag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2014 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag van [appellant] niet in aanmerking kwam voor subsidie, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van het Openstellingsbesluit. De Afdeling bevestigde dat het college niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201304233/1/A2.
Datum uitspraak: 16 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 april 2013 in zaak nr. 12/1606 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2011 heeft het college een vervolgaanvraag van [appellant] om subsidie voor agrarisch natuurbeheer op grond van de Provinciale subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer (PSAN), afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2014, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Daniels, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.3, eerste lid, van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Overijssel (hierna: SNL) kan op grond van deze subsidieregeling uitsluitend subsidie worden verstrekt als het college de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag.
Bij besluit van 12 oktober 2010 (hierna: Openstellingsbesluit) heeft het college onder meer de subsidieplafonds voor de SNL voor het begrotingsjaar 2011 vastgesteld.
Ingevolge artikel 1, onderdeel A, eerste lid, aanhef en onder a, wordt een subsidieplafond van € 135.000,- vastgesteld voor subsidies als bedoeld in artikel 4.1.1.1. (agrarisch natuurbeheer) ten behoeve van de agrarische beheerpakketten met de aanduiding A02.01.01 tot en met A02.02.03 en voor subsidies als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b (landschapsbeheer buiten natuurterreinen) ten behoeve van de beheerpakketten landschap met de aanduiding L01.01 tot en met L04.01.01, ten behoeve van het voortzetten van het beheer op die terreinen waarvoor een beschikking tot subsidieverlening is afgegeven door de minister van Economische zaken op basis van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, die afloopt in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 30 november 2011.
2. Een aan [appellant] op grond van de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer ten behoeve van agrarisch natuurbeheer verleende subsidie (nr. 4373032) is door het verstrijken van het subsidietijdvak waarvoor zij was verleend, op 31 december 2007 verlopen. Bij aanvraag van 12 december 2007 heeft [appellant] een vervolgaanvraag ingediend.
Bij besluit van 16 juni 2008 heeft het college [appellant] naar aanleiding van die aanvraag subsidie verleend (nr. 6670822) voor agrarisch natuurbeheer op de beheereenheden nrs. 1, 2, 5, 6, 7.
Bij besluit van 25 januari 2010, zoals gehandhaafd bij besluit van 18 mei 2010, heeft het college de subsidie voor agrarisch natuurbeheer op de beheereenheden nrs. 1, 2, 6 en 7 met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat [appellant] niet gedurende het volledige subsidietijdvak beschikte over het duurzaam gebruiksrecht op deze beheereenheden. Dit besluit is in rechte onaantastbaar.
3. Op 14 januari 2011 heeft [appellant] het college verzocht hem op grond van de SNL subsidie te verlenen voor agrarisch natuurbeheer op de beheereenheden nrs. 1 tot en met 5.
Aan het besluit van 28 oktober 2011, zoals gehandhaafd bij het besluit van 21 juni 2012, heeft het college ten grondslag gelegd dat de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag ingevolge artikel 1, onderdeel A, eerste lid, aanhef en onder a, van het Openstellingsbesluit uitsluitend is opengesteld voor aanvragen die zien op verlenging van een subsidieverplichting die afloopt in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 30 november 2011. Omdat de beheereenheden nrs. 1, 2 en 5 corresponderen met de beheereenheden nrs. 1, 2 en 6 waarvoor de verleende subsidie bij het besluit van 25 januari 2010 is ingetrokken en voor de beheereenheden 3 en 4 nimmer subsidie is verleend, heeft de aanvraag van [appellant] geen betrekking op een subsidieverplichting die afloopt in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 30 november 2011. De aanvraag moet daarom worden afgewezen, aldus het college.
De rechtbank heeft dat standpunt gevolgd.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn aanvraag ziet op verlenging van de aan hem verleende subsidie met nr. 4373032 die op 31 december 2007 is afgelopen.
Voor zover artikel 1, onderdeel A, eerste lid, aanhef en onder a, van het Openstellingsbesluit aan subsidieverlening in de weg staat, omdat de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag daarin slechts is opengesteld voor aanvragen die zien op verlenging van een subsidieverplichting die afloopt in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 30 november 2011, had het college deze bepaling in zoverre wegens strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur buiten toepassing moeten laten. Hij voert daartoe aan dat het college aanvankelijk bij besluit van 16 juni 2008 positief had beslist op zijn subsidieaanvraag van 12 december 2007, maar dat besluit nadien met terugwerkende kracht heeft ingetrokken.
Verder heeft de rechtbank miskend dat het college hierin aanleiding had moeten zien aan zijn aanvraag terugwerkende kracht tot 12 december 2007 toe te kennen.
4.1. Ingevolge artikel 1, onderdeel A, eerste lid, aanhef en onder a, van het Openstellingsbesluit is de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag om subsidie uitsluitend opengesteld voor aanvragen die zien op verlenging van een subsidieverplichting die afloopt in de periode 31 december 2009 tot en met 30 november 2011.
Voor zover de aanvraag van [appellant], naar hij stelt, ziet op verlenging van de subsidie met nr. 4373032, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag niet voor hem is opengesteld, nu zijn aanvraag ziet op verlenging van een subsidieverplichting die reeds op 31 december 2007 was afgelopen.
4.2. Het Openstellingsbesluit is een algemeen verbindend voorschrift. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2013 in zaak nr. 201200844/1/A2), kan aan een algemeen verbindend voorschrift slechts verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag, in dit geval het college, om de verschillende belangen, die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten.
De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien aan het Openstellingsbesluit verbindende kracht te ontzeggen, voor zover de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag daarin is beperkt tot een specifieke groep aanvragers. Anders dan [appellant] betoogt, leidt de omstandigheid dat de aanvankelijk op 16 juni 2008 verleende subsidie met terugwerkende kracht is ingetrokken, niet tot het oordeel dat het college die beperking niet aan hem mocht tegenwerpen. Het college heeft daarmee niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld.
4.3. Ten slotte voorziet de SNL niet in de mogelijkheid aan de aanvraag terugwerkende kracht tot 12 december 2007 toe te kennen. Ook indien dat wel het geval was, zou [appellant] daarmee geen aanspraak op subsidie hebben, omdat ook dan niet zou zijn voldaan aan de eis dat zijn aanvraag ziet op verlenging van een subsidieverplichting die afloopt in de periode 31 december 2009 tot en met 30 november 2011.
4.4. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Krokké
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014
686.