ECLI:NL:RVS:2014:1229

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
201306066/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving dakkapel op perceel Neede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 5 juni 2013 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard, waarbij het college was opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met betrekking tot de handhaving van een dakkapel op het perceel van [wederpartij] te Neede. Het college had eerder, op 14 november 2011, het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen de dakkapel afgewezen. Het college stelde dat er geen omgevingsvergunning vereist was voor de dakkapel, omdat deze voldeed aan de voorwaarden van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank oordeelde echter dat het college ten onrechte had geweigerd handhavend op te treden.

Tijdens de zitting op 19 februari 2014 werd de zaak behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het college voerde aan dat de rechtbank had miskend dat de dakkapel voldeed aan de vereisten van het Bor, met name dat de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak verwijderd moesten zijn. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de perceelsgrens op maaiveldniveau maatgevend was voor de afstandsberekening. De Afdeling concludeerde dat de dakkapel inderdaad voldeed aan de vereisten van het Bor en dat er geen omgevingsvergunning nodig was.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep van het college gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] ongegrond. De beslissing van de Afdeling houdt in dat het college terecht had geweigerd handhavend op te treden tegen de dakkapel, omdat deze vergunningvrij was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

201306066/1/A1.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juni 2013 in zaak nr. 12/966 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Neede, gemeente Berkelland
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2011 heeft het college het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen de dakkapel op het perceel [locatie 1] te Neede (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 11 mei 2013 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juni 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 mei 2013 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2014, waar het college, vertegenwoordigd door M.G.J. Lubberink, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. R. Wilschut, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De woning op het perceel, in eigendom van [eigenaar], is de helft van een dubbel woonhuis. De andere helft, [locatie 2] te Neede, is in eigendom van [wederpartij]. Een deel van de bovenverdieping van de woning van [eigenaar] is gesitueerd boven het perceel van [wederpartij], waardoor de scheidingsmuur tussen de woningen van [eigenaar] en [wederpartij] niet loodrecht vanaf de perceelsgrens op de begane grond omhoog loopt maar verspringt. De dakkapel is deels gerealiseerd op het dakvlak dat zich uitstrekt over het belendende perceel.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.3, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) is in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de wet geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 2 in samenhang met artikel 5 en artikel 8 van bijlage II.
Ingevolge artikel 2, vierde lid, van bijlage II van het Bor is geen omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de wet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. voorzien van een plat dak,
b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
3. Tussen partijen is slechts in geschil of de dakkapel voldoet aan het ingevolge artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van bijlage II van het Bor gestelde vereiste dat de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak verwijderd dienen te zijn.
4. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het terecht heeft geweigerd handhavend op te treden, omdat ingevolge artikel 2, vierde lid, van bijlage II van het Bor geen omgevingsvergunning is vereist voor de dakkapel. Het voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte uit de in de toelichting op het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb; Staatsblad 2002, nr. 410 p. 14) opgenomen figuur I, die een visualisatie van de zogeheten voor- en achterkantbenadering betreft, afleidt dat bij het berekenen van de in voormeld artikel, aanhef en onder e, opgenomen afstand de perceelgrens op maaiveldniveau als uitgangspunt moet worden genomen. De door de rechtbank gehanteerde voor- en achterkantbenadering heeft geen betrekking op het vereiste dat de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak verwijderd dienen te zijn, aldus het college. Volgens het college dient te worden uitgegaan van de specifieke bewoordingen van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van bijlage II.
4.1. Het staat tussen partijen vast dat de dakkapel is gerealiseerd in het achterdakvlak. Een nadere beschrijving van de in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van bijlage II van het Bor opgenomen ‘zijkanten van het dakvlak’ ontbreekt in het Bor.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de tekst van voormeld artikel alsmede gezien de in de toelichting op het Bor opgenomen afbeelding van een vergunningvrije dakkapel met de daarin geschetste aan te houden afstanden (Staatsblad 2010 nr. 143 p. 147) dat de zijkant van het desbetreffende dakvlak wordt gevormd door de grens van het eigendom van het dakvlak. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat bij de bepaling van de zijkant van het dakvlak de perceelsgrens op maaiveldniveau maatgevend is. De door de rechtbank gehanteerde voor- en achterkantbenadering biedt daarvoor geen grond. Uit de in figuur I in de toelichting op het Bblb opgenomen visualisatie noch uit de tekst behorende bij deze figuur kan worden afgeleid dat de voor- en achterkantbenadering eveneens betrekking heeft op het vereiste dat de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak verwijderd dienen te zijn. Dat de zijkant van het dakvlak in het merendeel van de gevallen gelijk is aan de perceelsgrens op maaiveldniveau en het in dit geval een a-typische situatie betreft, betekent, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat reeds daarom de perceelsgrens voor het berekenen van de in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van bijlage II van het Bor opgenomen vergunningvrije afstand als uitgangspunt dient te worden genomen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de afstand tussen de zijkanten van het dakvlak en de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,5 m bedraagt. Ook aan de overige vereisten opgenomen in artikel 2, vierde lid, van bijlage II van het Bor wordt voldaan. Nu, gelet op het voorgaande, voor de dakkapel ingevolge artikel 2, vierde lid, van bijlage II van het Bor geen omgevingsvergunning is vereist, heeft de rechtbank niet onderkend dat het college terecht heeft geweigerd handhavend op te treden.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, zal de Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het door [wederpartij] tegen het besluit van 11 mei 2013 ingestelde beroep ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juni 2013 in zaak nr. 12/966;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
374-771.