201303894/1/R2.
Datum uitspraak: 9 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Montfoort,
en
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Blokland 4" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. van Wanrooij en P.M. Leijenaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord Stichting Peutercrèche Lodewijkje, vertegenwoordigd door G.S. van Hamersveld en E.A. Kroon, en het Montfoorts Kunstenaars Collectief, vertegenwoordigd door P. van der Wildt en P. Aarnhem.
Overwegingen
Toetsingskader en planbeschrijving
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een woning, een gebouw voor een maatschappelijke functie, alsmede in de verbouw van een bestaande werktuigenloods ten behoeve van de vestiging van verenigingsleven en maatschappelijke functies.
Intrekking
4. Ter zitting hebben [appellant] en anderen het betoog dat op het perceel met de bestemming "Wonen" een erfdienstbaarheid rust die in de weg staat aan het realiseren van de voorziene woning, ingetrokken.
Kernrandzone en stadsrandactiviteiten
5. [appellant] en anderen betogen dat het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" is vastgesteld in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening provincie Utrecht 2013 (hierna: de Verordening).
Zij voeren hiertoe aan dat de in de planregels toegestane functies binnen deze bestemming niet kunnen worden aangemerkt als stadsrandactiviteiten. Daarbij wijzen zij op de definitiebepaling van stadsrandactiviteiten in artikel 1.1 van de Verordening. Volgens hen zijn de voorziene activiteiten aan te merken als stedelijke functies, die ter plaatse niet zijn toegestaan.
Ook indien de voorziene activiteiten zijn aan te merken als stadsrandactiviteiten, dan zijn deze uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.8 van de Verordening. Daarvan is volgens [appellant] en anderen geen sprake, nu niet inzichtelijk is gemaakt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een integrale visie op de kernrandzone, niet inzichtelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen landschappelijk inpasbaar zijn en niet is onderbouwd waarom de ontwikkelingen leiden tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit die ten minste in een redelijke verhouding staat tot de omvang van de ontwikkelingen.
6. De raad stelt dat het noordelijke deel van het plangebied in de kernrandzone ligt als bedoeld in de Verordening en dat hierbinnen ruimte wordt geboden voor de vestiging van stadsrandactiviteiten, zoals scouting, verenigingsleven en maatschappelijke functies. Voorts stelt de raad dat het bij de voorziene functies binnen de bestemming "Maatschappelijk" gaat om verplaatsing van bestaande activiteiten die op de huidige locatie niet kunnen worden voortgezet. Het plangebied is in de TotaalVisie 2030 van de gemeente Montfoort als zoeklocatie voor cultuur, welzijn en recreatie aangewezen. Doordat het ontwerpplan aan de provincie is voorgelegd en hierop geen afwijzende reactie is gekomen, kan volgens de raad worden aangenomen dat de vestiging van maatschappelijke functies in het plangebied niet in strijd is met de Verordening.
7. Op grond van artikel 4, lid 4.1, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" bestemd voor:
a. kinderdagverblijf en peuterspeelzaal;
b. verenigingsleven;
c. openbare, maatschappelijke en culturele voorzieningen;
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, ontsluitingswegen, paden, parkeer- en nutsvoorzieningen.
8. Op grond van artikel 4.8, tweede lid, van de Verordening, voor zover van belang, kan een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevatten die de volgende ruimtelijke ontwikkelingen toestaan:
d. stadsrandactiviteiten;
e. de onder a tot en met d. genoemde ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
1° de ontwikkelingen zijn in overeenstemming met een integrale visie op de kernrandzone;
2° de ontwikkelingen zijn landschappelijk goed inpasbaar;
3° de ontwikkelingen leiden tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit die ten minste in een redelijke verhouding staat tot de omvang van de ontwikkelingen;
4° de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Op grond van het derde lid bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Afhankelijk van de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkeling maakt een integrale visie op de kernrandzone en een beeldkwaliteitsparagraaf onderdeel uit van de onderbouwing.
Op grond van artikel 1.1, van de Verordening, wordt onder stadsrandactiviteiten verstaan: activiteiten die aan het stedelijk gebied zijn gerelateerd, zoals maneges en kinderboerderijen, en stedelijke functies met een overwegend onbebouwd en groen karakter, zoals sportvelden, begraafplaatsen, stadslandbouw, volkstuincomplexen en recreatiecomplexen. Tuincentra worden hieronder niet begrepen.
9. Het plangebied ligt in de zogenoemde kernrandzone als bedoeld in artikel 4.8 van de Verordening.
10. Naar het oordeel van de Afdeling zijn het verenigingsleven en de maatschappelijke en culturele voorzieningen waarin het plan voorziet, aan te merken als activiteiten die zijn gerelateerd aan het stedelijk gebied en is de scouting een stedelijke functie met een overwegend onbebouwd en groen karakter. Gelet hierop kunnen de voorziene functies worden aangemerkt als stadsrandactiviteiten als bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, van de Verordening.
11. Wat betreft de in artikel 4.8, tweede lid, onder e, van de Verordening genoemde voorwaarden om deze stadsrandactiviteiten toe te staan, wordt als volgt overwogen. In de reactie op het beroepschrift van [appellant] en anderen wijst de raad erop dat het plan reeds in ontwerp was vastgesteld en om die reden niet is meegenomen bij het opstellen van de Visie Kernrandzones. De raad wijst erop dat het plangebied in de gemeentelijke structuurvisie van 12 december 2011, genaamd TotaalVisie 2030, is aangewezen als zoeklocatie voor cultuur, welzijn en recreatie. De TotaalVisie 2030 bevat een integrale visie van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het grondgebied van de gemeente Montfoort. In de TotaalVisie 2030 is vermeld dat voor de locatie aan het Blokland de verschillende culturele instellingen en verenigingen, waaronder het Kunstenaarscollectief, die zijn verspreid over de stad op deze locatie kunnen worden herontwikkeld. Gelet hierop ligt naar het oordeel van de Afdeling in de TotaalVisie 2030 een integrale visie op de kernrandzone besloten en is hiermee aangetoond dat de voorziene maatschappelijke functies hiermee in overeenstemming zijn.
Voorts is de Afdeling van oordeel dat de raad afdoende heeft gemotiveerd dat de voorziene maatschappelijke functies landschappelijk goed inpasbaar zijn. In de plantoelichting is vermeld dat het voorziene parkeerterrein half verhard zal worden aangelegd en bomen zullen worden aangeplant. Ook zal tussen en rondom de diverse functies water worden aangelegd om de zichtlijnen richting het open landschap te behouden. Voorts heeft de raad in dit verband toegelicht dat de voorziene groenbestemming aansluit op een bestaand park en dat de beplanting en de bebouwing zullen worden aangepast aan het landschap.
Evenmin ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat niet is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat met de voorziene maatschappelijke functies sprake is van een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit die in redelijke verhouding staat tot de omvang van de voorziene ontwikkelingen. Hiertoe wordt overwogen dat door de raad is toegelicht dat verschillende functies in het centrum worden uitgeplaatst en dat een gebouw zal worden gesloopt. Op de locatie Blokland 4 zullen duurzame gebouwen worden gerealiseerd en wordt voorzien in toereikende parkeerruimte waardoor de parkeerbehoefte in het centrum zal verminderen.
Tot slot is niet gebleken dat met de voorziene maatschappelijke functies eventuele omliggende agrarische bedrijven in hun bedrijfsvoering zullen worden belemmerd.
Gelet op al het vorenstaande faalt het betoog van [appellant] en anderen dat het plan, voor zover het betreft de bestemming "Maatschappelijk", in strijd is met het bepaalde in artikel 4.8, tweede lid, van de Verordening.
Verkeer en geluidsoverlast
12. [appellant] en anderen betogen dat het onderzoek naar het wegverkeerslawaai ondeugdelijk is nu dit geen betrekking heeft op de wegen Zwanenbloem en Dotterbloem waarop de voorziene maatschappelijke functies zullen worden ontsloten. Zij betogen verder dat onduidelijk is waarop de berekening van de verkeersgeneratie zoals vermeld in de plantoelichting is gebaseerd.
Voorts betogen [appellant] en anderen dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar geluidoverlast ten gevolge van het voorziene kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal.
13. In de plantoelichting is opgenomen dat voor het berekenen van de verkeersgeneratie voor de voorziene vereniging en een kinderdagverblijf is uitgegaan van de aanbevelingen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw (hierna: de CROW). Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 150 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm). Wat de culturele voorzieningen betreft is bij het bepalen van de verkeersgeneratie uitgegaan van het aantal benodigde parkeerplaatsen, die zijn gerelateerd aan het brutovloeroppervlak dat beschikbaar is voor culturele voorzieningen. Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 36 mvt/etm. In de plantoelichting is voorts vermeld dat een groot deel van het verkeer zich zal afwikkelen door de wijk Hofland-Oost en dat aangenomen kan worden dat deze extra verkeersbewegingen niet zullen leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Uit vorenstaande passage uit de plantoelichting volgt hoe de berekening van de verkeersgeneratie vanwege de voorziene maatschappelijke functies tot stand is gekomen. Voorts is in de plantoelichting vermeld dat wordt aangenomen dat gelet op de beperkte verkeerstoename geen sprake zal zijn van problemen in de verkeersafwikkeling. Nu ingevolge artikel 74, tweede lid, van de Wet geluidhinder geen geluidszone geldt voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/u geldt, zoals de Zwanenbloem en Dotterbloem, geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden vastgesteld of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich onder verwijzing naar de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen en de te verwachten afwikkeling van het verkeer niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Gelet hierop was de raad niet gehouden deze wegen te betrekken in het onderzoek naar het wegverkeerslawaai.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar de geluidoverlast vanwege het voorziene kinderdagverblijf, wordt als volgt overwogen. In de plantoelichting is vermeld dat voor het kinderdagverblijf in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" ten opzichte van woningen, onder meer wat betreft het aspect geluid, een afstand wordt aanbevolen van 30 meter. Aan deze afstand wordt voldaan, zo staat in de plantoelichting. Gelet op het vorenstaande en gelet op hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, is de Afdeling van oordeel dat de raad afdoende onderzoek heeft verricht naar de geluidhinder vanwege het voorziene kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal.
Ruimte voor ruimte-regeling
14. [appellant] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met de in de Verordening opgenomen Ruimte voor ruimte-regeling. Weliswaar is het in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen op grond van deze regeling toegestaan een nieuwe woning te realiseren, maar door de bedrijfsverplaatsing naar het perceel Blokland 8 in 2011 kan volgens hen geen gebruik meer worden gemaakt van de Ruimte voor ruimte-regeling. Zij achten dit ook in strijd met de strekking van deze regeling, die het voorkomen van verstening in het buitengebied ten doel heeft. Voorts zijn zij van mening dat het plan ten onrechte slechts in de ontwerpfase aan de provincie is voorgelegd. Volgens hen is onduidelijk of de provincie heeft ingestemd met het gewijzigd vastgestelde plan.
15. De raad stelt dat voor de sloop van de ligboxenstal met een oppervlakte van ongeveer 1000 m2 op grond van de Ruimte voor ruimte-regeling één woning mag worden gebouwd. Volgens de raad is bij de verplaatsing van het bedrijf naar het perceel Blokland 7-8 in 2011 geen toepassing gegeven aan de Ruimte voor ruimte-regeling. Voorts wijst de raad erop dat het vastgestelde plan op 13 maart 2013 aan de provincie is toegezonden en dat de provincie bij brief van 18 maart 2013 heeft aangegeven geen bezwaren tegen het plan te hebben.
16. Op de gronden in het plangebied was een agrarisch bedrijf gevestigd dat in 2011 is verplaatst naar de nabijgelegen locatie Blokland 7-8. Daarbij is alle bestaande bebouwing gesaneerd, met uitzondering van een ligboxenstal, een werktuigenloods en een voormalige bedrijfswoning. In de plantoelichting staat dat de voorziene woning mogelijk is op basis van de provinciale Ruimte voor ruimte-regeling, doordat de voormalige ligboxenstal, met een oppervlakte van 1000 m2 wordt gesloopt.
17. Ingevolge artikel 4.7, vierde lid, van de Verordening, kan een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor grondgebonden landbouw;
b. alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. (...) Wanneer 1000 m2 tot 2500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. (...)
c. de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning en wordt landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Ingevolge artikel 4.8, tweede lid, onderdeel c, geldt voor gebieden in de zogenoemde kernrandzone dat een ruimtelijk plan bestemmingen en regels kan bevatten voor realisatie van woningen in het kader van de Ruimte voor ruimte-regeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied wordt verhoogd.
18. De raad heeft toegelicht dat de bedrijfsverplaatsing en de herontwikkeling van de oude locatie niet als één project zijn aangemerkt en dat hiervoor twee separate bestemmingsplanprocedures zijn doorlopen. De raad heeft voorts gesteld dat hij het onderhavige plan als een afronding van de feitelijke bedrijfsverplaatsing van het agrarische bedrijf in 2011 ziet. Op 21 september 2009 was evenwel reeds het bestemmingsplan "Hofland-Oost" vastgesteld, waarin aan de gronden op het perceel Blokland 4 de bestemming "Wonen" was toegekend met de aanduiding "Bedrijf tot en met categorie 2". Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is de agrarische bestemming derhalve komen te vervallen en mocht het agrarische gebruik van de opstallen vanaf dat moment onder het overgangsrecht worden voortgezet. De raad heeft voorts toegelicht dat de gronden momenteel in eigendom zijn van de gemeente en dat de opstallen niet agrarisch worden gebruikt. Weliswaar zal de voormalige ligboxenstal met een oppervlakte van 1000 m2 worden gesloopt, maar gelet op de omstandigheid dat de agrarische bestemming reeds was vervallen en de gronden en resterende opstallen ook feitelijk niet meer als zodanig in gebruik zijn, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet afdoende gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 4.7, vierde lid, van de Verordening. In het bijzonder is niet inzichtelijk gemaakt waarom in dit geval nog kan worden gesproken van een algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing zoals op grond van de Verordening in dit verband wordt vereist. Het betoog van [appellant] en anderen slaagt.
Conclusie
19. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij is voorzien in de bestemming "Wonen" ter plaatse van de gronden die grenzen aan het Blokland, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Bestuurlijke lus
20. De Afdeling ziet in het belang bij een definitieve beslechting van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het besluit van 11 maart 2013 binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 18 alsnog toereikend te motiveren dat het plan in overeenstemming is met artikel 4.7, vierde lid, van de Verordening, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.
Proceskosten
21. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Montfoort op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak:
- met inachtneming van overweging 20 het in overweging 18 geconstateerde gebrek te herstellen;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014
608.