ECLI:NL:RVS:2014:1182

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
201311220/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Frans Halslaan, Drunen en de ontvankelijkheid van de beroepen

Op 2 april 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Frans Halslaan, Drunen" dat op 17 september 2013 door de raad van de gemeente Heusden is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, [appellant sub 1] en anderen, en [appellant sub 2], beroep ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op 11 maart 2014, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De Raad heeft de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat niet alle appellanten tijdig een zienswijze hadden ingediend. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen werd niet-ontvankelijk verklaard voor zover ingediend namens [appellant sub 1 B], familie [appellant sub 1 A] en familie [appellant sub 1 C]. Het beroep was ontvankelijk voor [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A].

De Raad heeft vervolgens de inhoud van het bestemmingsplan beoordeeld. Het plan voorziet in de bouw van maximaal vijftien woningen op een locatie waar voorheen een schoolgebouw stond. De appellanten stelden dat er geen behoefte is aan de woningen en dat de locatiekeuze niet verantwoord is, gezien de aanwezigheid van groen en andere woningbouwplannen in de omgeving. De Raad oordeelde dat de raad van de gemeente Heusden beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de keuze voor deze locatie in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en de regionale woningbouwplanning.

De Raad heeft ook de bezwaren van de appellanten tegen geluid-, water- en parkeeroverlast beoordeeld. De raad van de gemeente Heusden had in de planregels vastgelegd dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats moet worden gerealiseerd. De Raad concludeerde dat de vrees voor onaanvaardbare geluidoverlast en wateroverlast niet voldoende was onderbouwd door de appellanten. De Raad oordeelde dat de bouwmogelijkheden in het plan niet onaanvaardbaar zijn en dat de privacy van de appellanten niet onredelijk wordt aangetast. Uiteindelijk verklaarde de Raad de beroepen, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Uitspraak

201311220/1/R6.
Datum uitspraak: 2 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Drunen, gemeente Heusden,
2. [appellant sub 2], wonend te Drunen, gemeente Heusden,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Frans Halslaan, Drunen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.T.G. Küper en drs. T.M. Corten, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Ontvankelijkheid
2. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is ingediend namens [appellant sub 1] en [appellant sub 1 B], familie [appellant sub 1 A] en familie [appellant sub 1 C].
[appellant sub 1 B] en familie [appellant sub 1 C] hebben over het ontwerpplan geen zienswijze naar voren gebracht. Familie [appellant sub 1 A] heeft evenmin een zienswijze naar voren gebracht, maar [appellant sub 1 A] wel.
2.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, alsmede met artikel 6:13, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Gelet daarop is het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk, voor zover ingediend namens [appellant sub 1 B], familie [appellant sub 1 A] en familie [appellant sub 1 C]. Het beroep is ontvankelijk voor zover ingediend door [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] (hierna: [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A]).
Het plan
3. Het plan voorziet in de mogelijkheid maximaal vijftien grondgebonden woningen te bouwen op de locatie aan de Frans Halslaan waar tot 2011 een schoolgebouw stond.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] stellen dat geen behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Zij voeren hiertoe aan dat diverse bouwpercelen in de gemeente nog niet zijn verkocht en in de nabijheid van het plangebied diverse grootschalige woningbouwplannen worden ontwikkeld zoals Dillenburg, de Grassen en de Putter. Zij kunnen zich voorts niet verenigen met de locatiekeuze, nu het een van de weinige percelen groen in de buurt betreft. Zij achten het vanuit maatschappelijk oogpunt niet verantwoord dat het plan niet voorziet in groenvoorzieningen.
[appellant sub 2] stelt dat ten onrechte niet is gewaarborgd dat de 12 platanen in het plangebied kunnen worden behouden.
4.1. Het invullen van de locatie met woningbouw is volgens de raad een logisch vervolg op de gerealiseerde woningbouw op het andere deel van deze vroegere schoollocatie. Hiertoe is in 2005 een stedenbouwkundig plan opgesteld. Gelet op het nationale en provinciale beleid en de gemeentelijke woningbouwplanning is het gewenst om de woningbouwopgave zoveel mogelijk binnen stedelijk gebied op te vangen, aldus de raad. De raad stelt verder dat het vanuit maatschappelijk oogpunt van groot belang is dat woningbouw wordt gerealiseerd, omdat de gemeente daarmee kan voorzien in haar woningbouwopgave op korte en middellange termijn. De raad wijst er daarbij op dat in de regionale afspraken rekening is gehouden met de veranderde markt en dat de onderhavige percelen reeds verkocht zijn aan de ontwikkelaar. Handhaving van het bestaande groen in het plangebied verdraagt zich niet met een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing van de voorziene woningen. Overigens bieden de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer-verblijfsgebied" de mogelijkheid tot het realiseren van groen- en speelvoorzieningen, aldus de raad.
4.2. In paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting staat dat volgens de bevolkings- en woningbouwprognose van de provincie Noord-Brabant de gemeente Heusden tot 2030 moet groeien met 3.770 woningen. Deze planning is regionaal afgestemd. Op de gemeentelijke woningbouwplanning 2013 en verder is rekening gehouden met de realisatie van 3.767 woningen vanaf 2013, waarvan maximaal vijftien woningen aan de Frans Halslaan. Uit het gemeentelijke volkshuisvestingbeleid en recente onderzoeken in Langstraatverband, zoals de Woningmarktmonitor, blijkt dat behoefte is aan goedkope en middeldure huur- en koopwoningen. Doelgroepen van beleid zijn starters en senioren. Met dit bestemmingsplan sluit de locatie aan op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. De locatie maakt onderdeel uit van de bebouwde kom van Drunen en is in provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Met de uitvoering van dit bestemmingsplan worden beschikbare gronden binnen het bestaand stedelijk gebied benut. Gelet daarop is het plan volgens de plantoelichting in overeenstemming met artikel 2.1.3 van de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant (hierna: de Verordening) waarin is neergelegd dat bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moeten liggen in het bestaand stedelijk gebied.
In de plantoelichting staat verder dat delen van het plangebied onderdeel uitmaken van de nevengroenstructuur zoals opgenomen in het Groenstructuurplan Heusden (hierna: groenstructuurplan). Volgens het groenstructuurplan moeten onderdelen van de groenstructuren gehandhaafd blijven. Bij ontwikkelingen is het uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de aanwezigheid en het behoud van deze structuren. Het college mag binnen voorwaarden hiervan afwijken. Met de bestaande groenstructuren kan op het perceel van de Frans Halslaan niet op een verantwoorde stedenbouwkundige wijze woningbouw worden gerealiseerd, rekening houdend met de vraag uit de markt en de aansluiting op de directe omgeving. Daarom heeft het college van burgemeester en wethouders op 2 oktober 2012 besloten de nevengroenstructuur financieel te compenseren. Het compensatiebedrag wordt ingezet voor de realisering van het uitvoeringsprogramma van het groenstructuurplan. De beeldbepalende bomenrij (nevenboomstructuur) langs de Frans Halslaan maakt geen onderdeel uit van de compensatie en blijft behouden.
4.3. Het plan voorziet in maximaal vijftien woningen op een inbreidingslocatie in een woonomgeving. De Afdeling acht de behoefte aan de voorziene woningen voldoende onderbouwd in de plantoelichting. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] daartegen hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van die onderbouwing. Gelet op artikel 2.1.3. van de Verordening en op het gemeentelijk beleid heeft de raad in redelijkheid kunnen kiezen voor deze locatie. Verder heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid met verwezenlijking van het plan dan aan het belang van (behoud van het bestaande) groen in het plangebied. Daarbij betrekt de Afdeling dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbaar verlies van groen in de omgeving en het realiseren van groen- en speelvoorzieningen mogelijk maakt. Het betoog faalt.
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] vrezen voorts geluid-, water- en parkeeroverlast als gevolg van het plan. Onder verwijzing naar de waterparagraaf stellen zij dat de Jeroen Boschlaan en de Frans Halslaan overvloedige regenval in de bestaande situatie reeds niet kunnen verwerken en dat verdere verstening de situatie zal verslechteren.
5.1. De raad stelt dat de kleinschalige woningbouw zoals voorzien past in de bestaande woonomgeving en niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast. Voorts wijst hij erop dat in de planregels is vastgelegd dat per woning minimaal 1,8 parkeerplaats wordt gerealiseerd. Deze parkeerbehoefte kan binnen het plangebied worden opgelost, waarbij de thans aanwezige parkeerplaatsen worden gehandhaafd, danwel verplaatst. Verder is voor het bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waaruit blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor uitvoering van dit bestemmingsplan.
5.2. In de waterparagraaf staat dat het zuidelijke deel van de Frans Halslaan overlast ondervindt bij hevige neerslag. Vanwege de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak toe en wordt de afwatering versneld door het toegenomen dakoppervlak, waardoor de omliggende lager gelegen gebieden zwaarder worden belast. Daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van het gemengde rioolstelsel om wateroverlastgebieden te ontlasten. Voor de ontwikkelingen in de Frans Halslaan kan worden afgekoppeld. Afvoer van regenwater naar een bestaande watergang is binnen het plan onhaalbaar. De hoge transmissiviteit in combinatie met de zandgrond biedt wel mogelijkheden voor infiltratie.
Binnen het plangebied dient 106 m³ te worden geborgen. Dit kan worden bereikt door het toepassen van infiltratievoorzieningen en eventueel vegetatiedaken. De wijze waarop dit gebeurt, moet technisch nader worden uitgewerkt. Op grond van de gebiedskenmerken blijkt dat het mogelijk is de waterberging binnen het plangebied te bergen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan, aldus de waterparagraaf.
5.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] hebben hun vrees voor geluidoverlast niet nader onderbouwd. Met de stelling dat voor de benodigde waterberging grote opvangbakken nodig zijn waarvoor het plangebied geen ruimte biedt, hebben zij de conclusie van de waterparagraaf dat het plan hydrologisch neutraal kan worden uitgevoerd evenmin gemotiveerd bestreden. Gelet daarop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast of tot verslechtering van de hydrologische situatie. Voorts is in artikel 6, lid 6.2.1, onder e, sub 4, van de planregels vastgelegd dat per woning 1,8 parkeerplaats dient te worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot parkeerproblemen. Het betoog faalt.
6. [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] stellen dat hun woongenot en privacy worden aangetast als gevolg van de bouwmogelijkheden waarin het plan voorziet. Mede in verband met lichtinval en bezonning dient volgens hen een bebouwingsvrije strook van 5 m te worden aangehouden tussen de nieuw op te richten woningen en hun perceelsgrenzen. Op minimaal 5 m afstand van hun perceelsgrenzen achten zij een bouwhoogte van 3,3 m aanvaardbaar en op minimaal 10 m afstand een hoogte van maximaal 7m.
[appellant sub 2] stelt dat het plan zal leiden tot aantasting van zijn privacy en uitzicht en tot waardevermindering van zijn perceel. In dit verband voert hij aan dat ten onrechte is afgeweken van de standaard modelregels die de gemeente Heusden hanteert voor nieuwe woningen, in het bijzonder van de regel voor rijwoningen dat de eindwoning 3 m uit de perceelsgrens moet worden gebouwd. Bovendien rechtvaardigt het relatief kleine plangebied niet de bouw van maximaal vijftien woningen, aldus [appellant sub 2].
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de beperkte woningbouw die ter plaatse is voorzien, aansluit op de bestaande woonomgeving. Het opnemen van een bebouwingsvrije zone zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] wensen, ligt niet in de rede nu de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen niet worden beperkt door planregels die een bebouwingsvrije zone voorschrijven. Uit de bezonningsstudie volgt dat ruimschoots wordt voldaan aan de zogenoemde lichte TNO norm van minimaal 2 bezonningsuren per etmaal in de periode tussen 21 januari en 22 november. Tevens wordt voldaan aan de zogenoemde Haagse norm van tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, waarbij de bezonning door een bouwontwikkeling met maximaal 50% mag afnemen.
De raad heeft verder toegelicht dat de modelregels weliswaar het uitgangspunt vormen bij het opstellen van bestemmingsplannen maar dat deze niet beschouwd dienen te worden als een generieke regeling voor het bouwen in de gemeente. Indien de modelregels in strijd komen met de stedenbouwkundige en/of programmatische uitgangspunten voor een specifiek plan, dan kan van het model worden afgeweken om aan die uitgangspunten tegemoet te komen. Gezien het stedenbouwkundige beeld ter plaatse en de mogelijke verkavelingen, acht de raad het toelaatbaar rijwoningen op de perceelsgrens te realiseren. Ten opzichte van de bestaande stedenbouwkundige structuur is door middel van het opnemen van een bouwvlak en variatie in maatvoeringen in voldoende mate gewaarborgd dat een evenwichtig straatbeeld ontstaat. Bovendien is een groter aantal woningen fysiek inpasbaar, maar is bewust gekozen voor maximaal 15 woningen, aldus de raad.
6.2. Uit de bezonningsstudie die is opgenomen in de plantoelichting volgt dat wordt voldaan aan de zogenoemde lichte TNO norm en aan de zogenoemde Haagse norm. [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] hebben niet aannemelijk gemaakt dat niet aan bovengenoemde bezonningsnormen kan worden voldaan. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van het plan voor de bezonning van de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] niet onaanvaardbaar zijn.
Het plandeel met de bestemming "Wonen" grenst aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] en voorziet in bouwhoogtes variërend van maximaal 3,3 m direct aansluitend aan hun percelen, maximaal 7 m op 5 m afstand van hun percelen en maximaal 11 m op 15 m afstand van hun perceelsgrenzen. Op een afstand van ongeveer 2,5 m van de perceelsgrens en 7,5 m van de woning van [appellant sub 2] kan tot een hoogte van 3,3 m worden gebouwd. Op een afstand van ongeveer 5 m van de perceelsgrens en 10 m van de woning van [appellant sub 2] kan tot een maximale hoogte van 11 m worden gebouwd. De raad heeft zich, mede gelet op de uitkomsten van de bezonningsstudie, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze bouwmogelijkheden niet onaanvaardbaar zijn in een bestaande woonomgeving en dat de privacy van [appellant sub 1] en [appellant sub 1 A] en [appellant sub 2] daardoor, mede gelet op de gevarieerde bouwhoogtes waarin het plan voorziet, niet onaanvaardbaar zal worden aangetast. Gelet daarop bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de door [appellant sub 2] gevreesde waardevermindering van zijn perceel zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. In het door [appellant sub 2] aangevoerde ziet de Afdeling voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de invulling van de locatie met maximaal vijftien woningen en de afwijking van de modelregels niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit. Het betoog faalt.
7. De beroepen zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk, voor zover ingediend namens [appellant sub 1 B], familie [appellant sub 1 A] en familie [appellant sub 1 C];
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor het overige, en het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2014
472.