201301806/1/R2.
Datum uitspraak: 22 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Luyksgestel, gemeente Bergeijk,
2. [appellante sub 2], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B] (hierna: [appellante sub 2]), gevestigd onderscheidenlijk wonend te Luyksgestel, gemeente Bergeijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Postelhoef B.V. (hierna: De Postelhoef), gevestigd te Luyksgestel, gemeente Bergeijk,
4. [appellant sub 4], wonend te Luyksgestel, gemeente Bergeijk,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Luyksgestel en De Zwarte Bergen 2012" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellante sub 2], De Postelhoef en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, [appellante sub 2] en De Postelhoef hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2013, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.C.J. Baten, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B], bijgestaan door mr. P.J.A. Engelvaart, De Postelhoef, vertegenwoordigd door W.H.P. Daris, bijgestaan door mr. W. Krijger, [appellant sub 4], bijgestaan door G. Moolenschot, en de raad, vertegenwoordigd door A. Oosterwijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft grotendeels een conserverend karakter en voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de kern van Luyksgestel, inclusief de aanwezige recreatieve voorzieningen, en vakantiecentrum De Zwarte Bergen in het buitengebied van Bergeijk ten westen van de kern Luyksgestel.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
Ontvankelijkheid
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Awb ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.1. De terinzagelegging van het plan heeft plaatsgevonden op 16 januari 2013, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 en artikel 6:8, vierde lid, van de Awb is begonnen op 17 januari 2013 en geëindigd op 27 februari 2013.
[appellant sub 1] en anderen hebben het beroepschrift op 27 maart 2013 ingediend. Hieruit volgt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is overschreden.
3.2. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is, nu zij pas op 26 februari 2013 eigenaar zijn geworden van de gronden gelegen aan [locatie 1] te Luyksgestel.
3.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellant sub 1] en anderen ten tijde van de eigendomsoverdracht op 26 februari 2013 op de hoogte waren van het bestaan van het bestreden besluit. [appellant sub 1] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in de gelegenheid waren maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het beroepschrift niettemin tijdig zou worden ingediend, zo nodig onder aankondiging van een aanvulling van de gronden.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is niet-ontvankelijk.
De beroepen van [appellante sub 2] en De Postelhoef tegen het perceel Boscheind 73-75 voor zover daaraan de functieaanduiding "horeca" is toegekend.
4. De Postelhoef betoogt dat de functieaanduiding "horeca" binnen de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" niet aansluit bij de feitelijke situatie op de gronden gelegen aan Boscheind 73-75 (hierna: het perceel Boscheind 73-75). In dit verband wijst zij erop dat de horecafunctie op het perceel Boscheind 73-75 zich naast gebruikers van het recreatieve bedrijf tevens richt op externe doelgroepen. De Postelhoef doet twee suggesties om de functieaanduiding "horeca" te laten aansluiten bij de feitelijke situatie ter plaatse.
4.1. [appellante sub 2] betoogt dat door uitbreiding van het bouwvlak aan de noordwestzijde van het perceel Boscheind 73-75 ten onrechte horeca op een te korte afstand tot de dichtstbijzijnde vakantiewoning op haar naastgelegen gronden wordt toegestaan. Volgens [appellante sub 2] heeft de raad ongemotiveerd afgeweken van de richtafstanden zoals opgenomen in de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure). Zo dient voor een vakantiecentrum met keuken een richtafstand van 50 meter te worden aangehouden. Voorts betoogt [appellante sub 2] dat nu de functieaanduiding "horeca" binnen de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" niet nader is bepaald, ook een feestzaal zoals omschreven in de begripsbepaling ‘horeca categorie 3’ als bedoeld in artikel 1 van de planregels op het perceel Boscheind 73-75 gerealiseerd kan worden, waarbij een richtafstand van 30 meter dient te worden aangehouden. Volgens [appellante sub 2] had de raad, nu niet aan de minimale richtafstand van 50 meter wordt voldaan, de mogelijkheden om eventuele hinder van geluid te voorkomen moeten onderzoeken.
4.2. De raad stelt zich op het standpunt dat ingevolge het plan op het perceel Boscheind 73-75 slechts ondersteunende horeca is toegestaan. Daarmee is de horecafunctie volgens de raad beperkt tot de gebruikers van het op voornoemd perceel aanwezige recreatieve bedrijf. Een horecabestemming op het perceel Boscheind 73-75 acht de raad niet passend, nu deze bestemming, mede gelet op de kwetsbare omgeving van dit perceel, niet aansluit bij de specifieke recreatieve functie van het bedrijf De Postelhoef.
Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de bebouwing op het perceel Boscheind 73-75 voldoet aan de in de VNG-brochure opgenomen richtafstand van 10 meter voor hotels en vergelijkbare accommodaties. Nu het recreatieve bedrijf niet kan worden gezien als een grootschalige recreatieve instelling is hinder van het recreatieve bedrijf voor de omgeving niet te verwachten en kan volgens de raad 10 meter tot de dichtstbijzijnde vakantiewoning op het naburige perceel worden aangehouden.
4.3. Aan het perceel Boscheind 73-75 is onder andere de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" en een bouwvlak ten behoeve van het recreatieve bedrijf De Postelhoef toegekend. Binnen dit bouwvlak zijn de functieaanduidingen "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie" en "horeca" opgenomen.
4.4. Ingevolge artikel 23, lid 23.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Recreatie-Vakantieverblijf" aangewezen gronden bestemd voor verblijfsrecreatie voor hoofdzakelijk steeds wisselende groepen personen, met dien verstande dat:
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie’ een groepsaccommodatie met de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een kantine/cafetaria en een receptiegebouw is toegestaan;
[…]
3. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ tevens aan de verblijfsrecreatieve functie ondersteunende horeca is toegestaan;
[…].
Ingevolge artikel 1 wordt horeca categorie 3 omschreven als een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren, en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal.
4.5. Ingevolge artikel 23, lid 23.1, aanhef en onder a, sub 3, van de planregels is binnen de bestemming "Recreatie - Vakantieverblijf" ter plaatse van de aanduiding "horeca" aan de verblijfsrecreatieve functie ondersteunende horeca toegestaan. De raad heeft toegelicht dat de horecafunctie daarmee beperkt is tot de gebruikers van het op het perceel Boscheind 73-75 aanwezige recreatieve bedrijf. Vormen van zelfstandige horeca voor derden zijn derhalve uitgesloten. De raad heeft hiermee beoogd aan te sluiten bij de bestaande situatie ter plaatse. Onder het voorgaande plan "Recreatiebedrijven Luyksgestel" van 25 november 2004 was aan het perceel Boscheind 73-75 de bestemming "Recreatieve doeleinden (groepshuisvesting)" toegekend. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat binnen deze bestemming alleen de bij de verblijfsrecreatieve voorzieningen behorende gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een kantine of cafetaria, waren toegestaan. Hieruit volgt dat een zelfstandige horecafunctie op het perceel Boscheind 73-75 onder het voorgaande plan evenmin was toegestaan. De Postelhoef heeft dit standpunt van de raad niet betwist.
Daargelaten de vraag of de bestemming "Recreatie - Vakantieverblijf" aansluit bij de feitelijke situatie op het perceel Boscheind 73-75 heeft de raad zich gelet op het vorenstaande en de kwetsbare omgeving van het perceel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een aan de verblijfsrecreatieve functie ondersteunende horeca op het perceel Boscheind 73-75 passend is.
Het betoog van de Postelhoef faalt.
4.6. Uit de verbeelding volgt dat de functieaanduiding "horeca" aan het gehele bouwvlak ten behoeve van het recreatieve bedrijf is toegekend. De kortste afstand tussen de bebouwing op het perceel Boscheind 73-75 waarbinnen horeca is toegestaan en de dichtstbijzijnde vakantiewoning op het naburige perceel van [appellante sub 2] is ongeveer 14 meter. Zoals eerder vermeld, is in de planregels bepaald dat ter plaatse van de aanduiding "horeca" alleen aan de verblijfsrecreatieve functie ondersteunende horeca is toegestaan. Dit betekent volgens de raad dat de horeca-activiteiten samen dienen te hangen met de recreatieve bestemming en aan deze bestemming ondersteunend dienen te zijn. De raad heeft hiermee de horecafunctie op het perceel Boscheind 73-75 willen beperken tot de gebruikers van het op dit perceel aanwezige recreatieve bedrijf. Dat in de planregels ondersteunende horeca niet is gedefinieerd, maakt niet dat het plan in zoverre rechtsonzeker is.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid van de richtafstand van 10 meter voor hotels en vergelijkbare accommodaties als bedoeld in de VNG-brochure kunnen uitgaan, nu ernstige hinder van het recreatieve bedrijf voor de omgeving niet valt te verwachten. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de in artikel 1 van de planregels opgenomen categorie indeling voor horeca niet van toepassing is op een bedrijf met een aan de verblijfsrecreatieve functie ondersteunende horeca.
Het betoog van [appellante sub 2] faalt.
Het beroep van [appellante sub 2] voor het overige
5. Ter zitting heeft [appellante sub 2] de beroepsgrond over de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan ingetrokken.
6. [appellante sub 2] betoogt dat de in het plan geboden bouwmogelijkheden aan de noord- en zuidzijde van het perceel Boscheind 73-75 te ruim zijn. De beoogde ontwikkeling is volgens [appellante sub 2] in strijd met artikel 2.2 van de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant (hierna: de Verordening 2012), omdat de voorziene ontwikkeling onvoldoende is onderbouwd. De effecten van de bebouwing op de omgeving en op de landschappelijke waarden van het gebied zijn volgens [appellante sub 2] ten onrechte niet onderzocht.
6.1. Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, van de Verordening 2012 bevat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.
6.2. Voor de beoogde ontwikkeling op het perceel Boscheind 73-75 is in bijlage 1 van de plantoelichting een ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Uit deze ruimtelijke onderbouwing volgt dat de bebouwing op voornoemd perceel wat betreft aard en omvang zal aansluiten bij het karakter van de omgeving en dat voor de beoogde ontwikkeling een landschappelijk inpassingsplan is opgesteld ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap. Bij het opstellen van het landschappelijk inpassingsplan zijn de ecologische en landschappelijke waarden van het perceel Boscheind 73-75 en de nabije omgeving betrokken. De bouwvlakken voor de beoogde ontwikkeling worden volgens het landschappelijk inpassingsplan zodanig gesitueerd dat door middel van afschermende beplanting de bebouwing landschappelijk ingepast kan worden.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 2.2 van de Verordening 2012.
Het betoog faalt.
7. [appellante sub 2] betoogt dat in het plan niet is verzekerd dat de op het perceel Boscheind 73-75 toegestane paardenhouderij ondergeschikt is aan de recreatieve bestemming van dit perceel, waardoor een zelfstandig agrarisch bedrijf mogelijk is.
7.1. Ingevolge artikel 23, lid 23.1, aanhef en onder a, sub 2, van de planregels is een paardenhouderij op het perceel Boscheind 73-75 uitsluitend mogelijk indien die ondergeschikt is aan de verblijfsrecreatieve functie. Gelet hierop dient de paardenhouderij volgens de raad direct verband te houden met de uitoefening van het recreatieve bedrijf ter plaatse en daaraan ondergeschikt te blijven. Het betoog van [appellante sub 2] dat op het perceel Boscheind 73-75 een zelfstandig agrarisch bedrijf mogelijk is, kan dan ook niet worden gevolgd.
7.2. Ten aanzien van het betoog van [appellante sub 2] dat binnen het bouwvlak met de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" en de functieaanduiding "paardenhouderij" andere vormen van verblijfsrecreatie, zoals een vakantiewoning, mogelijk zijn, overweegt de Afdeling dat de planregels die betrekking hebben op de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" geen andere vorm van verblijfsrecreatie binnen dit bouwvlak toestaan.
Het betoog faalt.
8. Gelet op het hiervoor onder 4.6, 6.2, 7.1 en 7.2 overwogene is het beroep van [appellante sub 2] ongegrond.
Het beroep van De Postelhoef voor het overige
9. De Postelhoef richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie- Vakantieverblijf" voor de naburige gronden aan Boscheind 79 (hierna: het perceel Boscheind 79). Volgens De Postelhoef wordt op voornoemd perceel nieuwvestiging van een recreatief bedrijf mogelijk gemaakt en is nieuwvestiging gelet op artikel 11.9, tweede lid, van de Verordening 2012 alleen onder voorwaarden toegestaan. Aan de voorwaarde dat de toelichting bij het plan een verantwoording voor de beoogde ontwikkeling bevat over de in artikel 11.9, tweede lid, genoemde onderwerpen, wordt volgens De Postelhoef niet voldaan. Voorts voert zij aan dat niet wordt voldaan aan de in artikel 2.1 van de Verordening 2012 vervatte zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en het plan niet zal leiden tot een aantoonbare verbetering van de natuur en het landschap in de omgeving als bedoeld in artikel 2.2 van die Verordening.
9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" passend is en hij met deze bestemming heeft beoogd de feitelijke situatie als zodanig te bestemmen.
9.2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Verordening 2012 draagt een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording.
Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, bevat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.
Ingevolge artikel 11.9, tweede lid, kan in afwijking van artikel 11.6, tweede lid, aanhef en onder e, een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied, een vestigingsgebied glastuinbouw of de Nieuwe Hollandse Waterlinie, voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een verblijfsrecreatief terrein of van een dagrecreatief terrein, waarbij de beoogde ontwikkeling blijkens een economisch effectenonderzoek leidt tot een te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen van samen genomen meer dan 100.000 per jaar tot ten hoogste 250.000 per jaar, mits de toelichting van het bestemmingsplan op aangegeven onderdelen een nadere motivering bevat.
9.3. Aan het perceel Boscheind 79 is naast de bestemming "Bos" de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" toegekend. Vaststaat dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in zijn besluit van 11 juli 2005, kenmerk 1060304, goedkeuring heeft onthouden aan het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden (groepshuisvesting)/paardenhouderij-R(g)P" voor het perceel Boscheind 79, dat deel uitmaakt van het bestemmingsplan "Recreatiebedrijven Luyksgestel" van 25 november 2004. Nu destijds goedkeuring aan dit plandeel is onthouden, herleefde voor dat deel het oude bestemmingsplan "Dorpsstraat - De Rijt". In dit bestemmingsplan was aan een deel van het perceel Boscheind 79 ten behoeve van twee vakantiewoningen een recreatieve bestemming toegekend. Voor het overige deel van dit perceel gold een agrarische bestemming. Nu de agrarische bestemming uit het oude bestemmingsplan voor een deel van het perceel Boscheind 79 is komen te herleven, wordt met het toekennen van de bestemming "Recreatie-Vakantieverblijf" aan het perceel Boscheind 79 planologisch deels een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt.
9.4. Artikel 11.9, tweede lid, van de Verordening 2012 is van toepassing op bestemmingsplannen die betrekking hebben op agrarisch gebied. Blijkens de bij de Verordening 2012 behorende kaart ‘Natuur en Landschap’ is het perceel Boscheind 79 gelegen binnen het gebied dat is aangewezen als groenblauwe mantel. Nu het plan, voor zover het betreft het perceel Boscheind 79, geen betrekking heeft op agrarisch gebied is artikel 11.9, tweede lid, van de Verordening 2012 reeds op die grond niet van toepassing.
Het betoog faalt in zoverre.
9.5. Gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Verordening 2012 bevat de toelichting bij het plan in geval van een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording voor de beoogde ontwikkeling en voor de daarmee gepaard gaande kwaliteitsverbetering van het landschap. Voor de beoogde ontwikkeling op het perceel Boscheind 79 is in bijlage 2 van de plantoelichting een ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Volgens deze ruimtelijke onderbouwing is kleinschalige verblijfsrecreatie, gelet op de gemeentelijke Structuurvisie Bergeijk van 3 juni 2010, op het perceel Boscheind 79 aanvaardbaar en draagt de beoogde ontwikkeling bij aan kwaliteitsverbetering van het landschap. De Postelhoef heeft de uitgangspunten en conclusies van deze ruimtelijke onderbouwing niet gemotiveerd betwist.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 2.1 en 2.2 van de Verordening 2012.
Het betoog faalt ook in zoverre.
10. Gelet op het hiervoor onder 4.5, 9.4 en 9.5 overwogene is het beroep van De Postelhoef ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 4]
11. [appellant sub 4] kan zich niet verenigen met de aan zijn gronden gelegen aan [locatie 2] toegekende functieaanduiding "bedrijfswoning". Hij betoogt dat aan dit perceel ten onrechte niet de functieaanduiding "wonen" is toegekend. Hiertoe voert hij aan dat de raad vóór het vaststellen van het plan op de hoogte was van zijn verzoek tot wijziging van de functieaanduiding "bedrijfswoning" op het perceel [locatie 2] en dat hiermee rekening moest worden gehouden. De raad heeft de functieaanduiding "bedrijfswoning" volgens [appellant sub 4] ten onrechte gehandhaafd, nu het overige deel van het gebouw op korte termijn niet meer voor de exploitatie van een bedrijf wordt gebruikt. Daarnaast wijst hij op andere plekken in het plan waar binnen de bestemming "Gemengd" wel de aanduiding "wonen" is opgenomen.
11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 4] voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen concreet verzoek tot wijziging van de functieaanduiding "bedrijfswoning" in de functieaanduiding "wonen" heeft ingediend.
11.2. Aan het perceel [locatie 2] is de bestemming "Gemengd" en een bouwvlak toegekend. Binnen dit bouwvlak zijn de functieaanduidingen "specifieke vorm van horeca - ijssalon" en "bedrijfswoning" opgenomen. De raad heeft hiermee aangesloten bij de bestaande situatie ter plaatse.
11.3. In de zienswijze verzoekt [appellant sub 4] onder andere wijziging van de functieaanduiding "bedrijfswoning" in de functieaanduiding "wonen", het mogelijk maken van twee of drie zelfstandige woningen op het perceel en het toekennen van de functieaanduiding "maatschappelijk" of "dienstverlening" aan het perceel [locatie 2]. Gelet hierop was het voor de raad onvoldoende duidelijk dat [appellant sub 4] met zijn zienswijze alleen invulling wenste te geven aan het verzoek tot wijziging van de functieaanduiding "bedrijfswoning" in de functieaanduiding "wonen". Ten tijde van het vaststellen van het plan lag derhalve geen concreet verzoek tot wijziging van de functieaanduiding "bedrijfswoning" in de functieaanduiding "wonen" voor. De raad heeft, mede gelet op de bestaande situatie ter plaatse, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de aan het perceel [locatie 2] toegekende functieaanduiding "bedrijfswoning" te wijzigen in de door [appellant sub 4] bedoelde zin.
Het betoog van [appellant sub 4] faalt.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 4] ongegrond.
Slot
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellante sub 2], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Postelhoef B.V. en [appellant sub 4] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014
579-772.