201211700/2/A1.
Datum uitspraak: 2 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Zandvoort,
2. [appellant sub 2] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud:
[appellant sub 2]), allen wonend te Zandvoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 november 2012 in zaken nrs. 11/1690,11/1700, 11/4538 en 11/4961 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2010 heeft het college aan [belanghebbende] een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een jaarrond strandpaviljoen op het perceel [locatie] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 februari 2011 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 8 oktober 2010 in stand gelaten onder toevoeging van bouwtekening 01 van 26 januari 2011.
Bij besluit van 27 april 2011 heeft het college aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een toiletgebouw op het perceel.
Bij besluit van 8 augustus 2011 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2012 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 14 februari 2011 ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, en de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 8 augustus 2011 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college, [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2013, waar [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest, en het college, vertegenwoordigd door T. van der Kleij, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door J.J. van het Nederend en [gemachtigde], bijgestaan door mr. F.A. Linssen, advocaat te Haarlem, gehoord.
Bij tussenuitspraak van 7 augustus 2013, zaak nr. 201211700/1/A1 heeft de Afdeling het college opgedragen binnen zestien weken na de verzending ervan met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de besluiten op bezwaar van 14 februari 2011 en 8 augustus 2011 te herstellen door nieuwe besluiten te nemen en die aan de Afdeling en partijen mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 15 november 2013 heeft het college om verlenging van de termijn van zestien weken verzocht.
Bij brief van 6 december 2013 heeft de Afdeling dit verzoek afgewezen.
Bij besluit van 5 december 2013 heeft het college aan [belanghebbende] onder voorwaarden een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de breedte van de strandgang.
Bij besluit van 18 december 2013 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gemaakte bezwaren tegen de besluiten van 8 oktober 2010 en 27 april 2011 opnieuw ongegrond verklaard.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak is overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 14 februari 2011 onderscheidenlijk het besluit van 8 augustus 2011 is genomen in strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, onderscheidenlijk artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Het college is opgedragen deze besluiten binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen door nieuwe besluiten te nemen. Daartoe wordt naar de tussenuitspraak verwezen.
2. Het college heeft niet binnen deze termijn van zestien weken, die eindigde op 27 november 2013, aan de opdracht voldaan. Het heeft pas bij besluit van 18 december 2013 de bezwaren tegen de besluiten van 8 oktober 2010 en 27 april 2011 opnieuw ongegrond verklaard, nadat het bij besluit van 5 december 2013 aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning voor de breedte van de onbebouwde strandgang in afwijking van het bestemmingsplan had verleend. De besluiten van 5 december 2013 en 18 december 2013 worden, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
2.1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde, tot 27 november 2013 lopende, termijn. De Afdeling heeft nagelaten terstond na het verstrijken van die termijn het onderzoek te sluiten. Daarin ziet de Afdeling aanleiding ondanks het verstrijken van de hersteltermijn de besluiten van 5 december 2013 en 18 december 2013 niettemin in deze einduitspraak te betrekken.
3. Het college heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld door bij het besluit van 5 december 2013 omgevingsvergunning te verlenen voor de breedte van de onbebouwde strandgang op het perceel in afwijking van het bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen de besluiten van 8 oktober 2010 en 27 april 2011 gemaakte bezwaren in zoverre opnieuw ongegrond verklaard. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, tegen de besluiten van 5 december 2013 en 18 december 2013 geen gronden aangevoerd.
4. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank behoorde te doen zal de Afdeling de beroepen tegen het besluit van 14 februari 2011 en het besluit van 8 augustus 2011 alsnog gegrond verklaren en deze besluiten vernietigen wegens strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, onderscheidenlijk artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. De beroepen van rechtswege tegen de besluiten van 5 december 2013 en 18 december 2013 zijn ongegrond.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De Afdeling acht het voorts redelijk dat de door [appellant sub 2] opgevoerde kosten voor het door Van der Hoeven Tekenbureau voor de Bouw opstellen van een deskundigenrapport, voor een bedrag, overeenkomend met 5 uren arbeid, voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij is uitgegaan van een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 november 2012 in zaken nrs. 11/1690,11/1700, 11/4538 en 11/4961;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort van 14 februari 2011, kenmerk 2011/01/002105, en van 8 augustus 2011, kenmerk 2011/08/000539;
V. verklaart de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort van 5 december 2013, kenmerk 2013/12/000408, en van 18 december 2013, kenmerk 2013/12/000699, ongegrond;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort tot vergoeding van bij [appellant sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2441,50 (zegge: vierentwintighonderdeenenveertig euro en vijftig cent), waarvan € 2066,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort aan [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort aan [appellant sub 2] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2014
357-761.